Van Wilhelmina Drucker zijn niet erg veel foto’s bekend, en van die foto’s is maar zelden het origineel bewaard gebleven. Dat is spijtig, want soms geeft zo’n origineel details prijs waar we op geen andere manier over beschikken. Dat blijkt uit de jeugdfoto waarvan het origineel wél is overgeleverd.
Het aantal bekende jeugdfoto’s van Drucker is uiterst beperkt: we kennen er maar twee, beide gepubliceerd in het laatste nummer van Evolutie, ‘gewijd aan de nagedachtenis van Mevr. W. Drucker (1847-1925), in leven Redactrice van dit blad’ (februari 1926). Dit nummer bestaat uit herinneringen aan Drucker van 35 medestrijdsters, plus vijf foto’s van Drucker, waaronder twee jeugdfoto’s: ‘Wilhelmina Elisabeth Drucker, oud 17 jaar’ (3), en ‘Mevrouw W. Drucker op 26-jarigen leeftijd’ (4). Weliswaar is de tweede foto strikt genomen geen jeugdfoto, maar omdat het wel een foto is van vóór Druckers openbare leven dat pas in de tweede helft van de jaren 1880 begint, valt die toch min of meer in dezelfde categorie.
Beide foto’s zijn voorzover we op dit moment weten in dit gedachtenisnummer van Evolutie voor het eerst gepubliceerd, zonder twijfel naar originelen uit de nalatenschap van Drucker. En hoewel we niet weten wat er na haar dood met de foto’s is gebeurd die Drucker in de loop van haar leven verzameld had, is het origineel van de oudste van de twee foto’s via een niet geheel te reconstrueren weg na de Tweede Wereldoorlog in de collectie van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV, nu Atria) in Amsterdam beland. De foto heeft dan ook niet behoord tot de vooroorlogse collectie van het IAV die in 1940 door de Duitse bezetter is geroofd en die pas in 2003, uit Moskou, naar Amsterdam is teruggekeerd.
Van de geschiedenis van deze foto worden we iets gewaar als we de achterzijde van de foto wat beter bekijken.
Buiten het rode eigendomsstempel van het IAV en de opeenvolgende signaturen die de foto in het IAV heeft gedragen – F 678, met blauwe balpen linksboven, REC100003577 in potlood rechtsboven, waaronder een grotendeels uitgegomde waarschuwing in een derde hand dat het om een oude foto gaat (‘oud!! laten ...’) – zijn de sporen van twee, of misschien drie, eerdere eigenaars te herkennen.
In het oudste handschrift – niet dat van Drucker zelf – staat haar naam, ‘Wilhelmina’, en het jaartal ‘1865’, zonder twijfel het jaar waarin de foto gemaakt is (Drucker was van 30 september 1847, dus tot 30 september van het jaar 1865 was zij 17). Vóór het jaartal, precies op de plaats waar het IAV zijn rode stempel plaatste, heeft, zo te zien in dezelfde hand, nóg iets gestaan, iets dat iemand op enig moment onleesbaar heeft proberen te maken. ‘Drucker’, lijkt het, de achternaam van haar vader, Louis Drucker, die niet met haar moeder, Constantia Lensing, getrouwd was, wat maakte dat Wilhelmina als ‘onecht’ kind officieel Wilhelmina Lensing heette. Dat zij niettemin al op 17-jarige leeftijd als Wilhelmina Drucker door het leven ging, in de tijd dat haar vader nog leefde (hij overleed in 1884), zelfs nog in Amsterdam leefde (hij verhuisde in 1869 naar Voorschoten), is opmerkelijk. Dat die naam haar kennelijk door iemand actief betwist werd, al evenzeer. Dat zou haar vader kunnen zijn geweest, maar psychologisch lijken andere kandidaten waarschijnlijker. Een van haar wél door haar vader geëchte halfbroers of -zusters, kinderen van degene die Constantia Lensing in zijn gunsten was opgevolgd, Therese Temme, misschien? Of, waarschijnlijker eigenlijk: Therese Temme zélf, voor wie Constantia Lensing tussen 1859, het waar waarin zij haar eerste kind van Louis Drucker, Hendrik Lodewijk Temme (later Drucker), baarde, en 1869, het jaar waarin zij met de vader van haar dan vijf kinderen trouwde, een concurrente moet zijn geweest die zij een dergelijke openlijke claim ook al vóór haar huwelijk kan hebben misgund.
Als deze veronderstelling juist is, zou dat betekenen dat de foto van Wilhelmina die geen Drucker mocht heten aanvankelijk in haar vaders bezit was. Hij zal ook degene geweest zijn die de foto heeft laten maken – de gang naar een fotografisch atelier zal materieel en psychologisch buiten het bereik van Constantia Lensing hebben gelegen, die als naaister de kost voor haar en haar twee dochters verdiende. Het is zelfs niet ondenkbaar dat Louis Drucker de foto zélf heeft gemaakt: het ontbreken van de naam van de fotograaf laat die mogelijkheid open, en van tijd- en plaatsgenoot Eduard Asser is bekend dat hij sinds de jaren 1840 met fotografie experimenteerde. Daarvoor was natuurlijk wel geld nodig, en de vrije beschikking over eigen tijd, dus daar valt bij Constantia Lensing helemaal niet aan te denken.
Op een later moment is de onleesbaar gemaakte naam door een andere hand – evenmin die van Wilhelmina Drucker zelf – weer hersteld: ‘Drucker’ heette de geportretteerde, wist de schrijver/schrijfster, die dat op enig moment in potlood toevoegde. Dat zal na de dood van Drucker zijn gebeurd, wellicht door degene bij wie de foto van Drucker na haar dood terecht kwam, misschien pas in het IAV, het handschrift wekt althans de indruk van relatief recente datum te zijn.
Van een geheel andere orde is het uitgebreide commentaar op het geknoei met de achternaam Drucker dat de rest van de ruimte in beslag neemt. Het is geschreven in het karakteristieke handschrift van feministe Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck, en ook van haar initialen voorzien:
Haar “ware” naam als buitenechtelijk kind heeft “mevr.” Drucker blijkbaar later uitgekrast.
W.Wfd
Juni ’46
Wat in dit commentaar opvalt, is hoe slecht Wijnaendts Francken-Dyserinck op de hoogte was van de precieze achtergrond van Drucker, die zij een moeder met de achternaam Drucker toedicht en uit dezelfde ongeïnformeerdheid ook een gêne om de naam te dragen die Drucker haar hele leven voerde.[1] Maar opvallender nog is de giftigheid van dit commentaar, met die aanhalingstekens om ‘ware’ en om ‘mevr.’, alsof die zogenaamde Wilhelmina Drucker, die inderdaad voor alle vrouwen, ongeacht burgerlijke staat of sociale status, consequent de aanspreektitel mevrouw gebruikte, ook alleen maar een zogenaamde mevrouw was.
Hoe we deze kwaadaardige uithaal moeten begrijpen, is nog niet zo eenvoudig. Laten we om te beginnen vaststellen dat Wijnaendts Francken-Dyserinck, die ondanks haar scheiding in 1916 haar verdere leven lang haar mevrouwen-naam is blijven dragen, dit commentaar in juni 1946 louter voor eigen gebruik schreef. Dat moet haast wel betekenen dat het wel of niet ‘mevrouw’ zijn allereerst voor haar een ding was. Maar dat schimpen op het buitenechtelijke kind dat Drucker was, door iemand die ooit, van 1902 tot 1909, presidente van Onderlinge Vrouwenbescherming (OV. opr. 1896) was en zich in die hoedanigheid dus had ingezet voor ongehuwde moeders en hun kinderen, biedt een onbedoeld inkijkje in wat de machtsovername van Wijnaendts Francken-Dyserinck, die in 1902 Annette Versluys-Poelman als presidente van OV opvolgde, daadwerkelijk moet hebben betekend. Zoals oprichtster Versluys-Poelman vreesde, werd onder haar opvolgster de radicale solidariteit van feministen met vrouwen die door een onzedelijke dubbele seksuele moraal getroffen waren waar alle vrouwen onder te lijden hadden – een solidariteit die het fundament van OV vormde – ingeruild voor een filantropisch maternalisme waarin weldoensters hulp boden aan vrouwen die de gevolgen van hun zedeloze levenswandel, buitenechtelijke kinderen, alleen moesten dragen. De uitlating van Wijnaendts Francken-Dyserinck achterop de foto van de ‘buitenechtelijke’ Wilhelmina Drucker vergunt ons een blik op het lelijke gezicht van dit maternalisme, dat bestond bij gratie van het onderscheid tussen mevrouwen en vrouwen die op die titel geen aanspraak konden maken.
Intussen is het natuurlijk de vraag hoe Wijnaendts Francken-Dyserinck in 1946 aan deze foto van Drucker kwam. Wat zouden we graag weten wie zij daar toen nog met succes op heeft kunnen aanspreken! Hoe dat ook zij, we moeten haar dankbaar zijn dat zij deze foto, met het gigantische persoonlijke archief dat zij in de loop van haar leven had samengesteld, uiteindelijk aan het IAV heeft geschonken. Daarmee heeft zij in elk geval deze foto van Drucker voor verlies behoed.
Noten
[1] De precieze achtergrond van Drucker bleef Wijnaendts Francken-Dyserinck ook na 1946 nog bezighouden. In 1948 schrijft Marie Heinen, directrice van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid in Den Haag, Wijnaendts Francken-Dyserinck op een kennelijke vraag van haar kant, dat de ‘meisjesnaam’ van Drucker Lensing was. Zie Heinen aan Wijnaendts Francken-Dyserinck, [Den Haag, 18.11.1948]; collectie IAV in Atria, archief Esther Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck, inv.nr 192 (met dank aan Annette Mevis, archivaris).
- Myriam Everard en Mieke Aerts, ‘De burgeres. Geschiedenis van een politiek begrip’, in: Joost Kloek & Karin Tilmans (red.), Burger. Een geschiedenis van het begrip ‘burger’ in de Nederlanden van de Middeleeuwen tot de 21ste eeuw (Amsterdam 2002) 173-229 (onder meer ook over het onderscheid mevrouw-juffrouw en de interventie van Drucker daarin)
- Myriam Everard, ‘Het burgerlijk feminisme van de eerste golf: Annette Versluys-Poelman en haar kring’, De eerste feministische golf. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 6 (1985) 106-137
- Agnes van Steen, ‘“Onze karakters verschillen wel veel!” Wilhelmina van Itallie-van Embden en Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck en hun relatie in de vrouwenbeweging’, Historica 42 (2019) 2, 51-56