Over Wilhelmina Drucker als persoon is tijdens haar leven niet veel substantieels geschreven. Bekend zijn twee gepubliceerde interviews – een, waarschijnlijk door Johannes van Loenen Martinet, in het weekblad De Amsterdammer (1896) en een door Wilhelmina van Itallie-van Embden in de NRC (1925). Verder twee geschreven portretten, in De telegraaf (1904-1905) en in De Hollandsche revue (1914). Talloos zijn daarentegen de terugblikken, herinneringen, beschrijvingen bij de hoogtijdagen in haar leven of in dat van de VVV, en de in memoriams na haar overlijden. Alleen al vanwege de enorme verscheidenheid van degenen die op die manier lieten blijken haar te hebben gekend en bewonderd, is een lijst van dergelijke publicaties indicatief voor Druckers grote invloed én voor haar charismatische persoonlijkheid.
Na een decennialange stilte – kort doorbroken in 1939, toen de onthulling van het standbeeld ter nagedachtenis aan Wilhelmina Drucker nog een aantal terugblikken genereerde – raakte Wilhelmina Drucker opnieuw in de belangstelling in 1968, met de publicatie van Deanna te Winkel-van Hall, Wilhelmina Drucker. De eerste vrije vrouw. Daarmee begon een nieuwe fase in de literatuurproductie over Wilhelmina Drucker. En dat dus in 1968, kort nadat Joke Kool-Smit in november 1967 haar artikel ‘Het onbehagen bij de vrouw’ had gepubliceerd waarmee tweede feministische golf in Nederland een aanvang nam. Te Winkel-van Halls Wilhelmina Drucker bood de activistisch feministisch-socialistische vleugel van deze golf een identificatiepunt én een naam: Dolle Mina. In de jaren nadien volgen nog enkele publicaties over Drucker, waarin zij door feministen als ‘vrije vrouw’ par excellence wordt toegeëigend, en door anti-feministen bijna 60 jaar na dato nog eens wordt zwartgemaakt.
Intussen waren er in de jaren 1970 aan de universiteiten her en der groepen ‘vrouwengeschiedenis’ ontstaan. De socialistisch-feministische dominantie in de vrouwenbeweging, die zich ook in de academisch-feministische wereld deed gelden, maakte dat er daar aanvankelijk meer aandacht was voor arbeidsters en socialistes dan voor zogeheten ‘burgerlijke’ feministen. Een keerpunt was het zesde Jaarboek voor vrouwengeschiedenis, dat geheel gewijd is aan de eerste feministische golf. Het artikel van Fia Dieteren over Wilhelmina Drucker dat hierin verscheen, opent de periode van het serieuze onderzoek naar leven en werk van Wilhelmina Drucker, een periode die nog niet is afgesloten.
- J. van Loenen Martinet], ‘Interview met de Presidente en de Secretarisse van de Vrije Vrouwen Vereeniging’, De Amsterdammer, 25 juni 1896.
- W. van Itallie-van Embden, ‘Wilhelmina Drucker 1847-1925’, NRC, 16 december 1925.
- ‘Mevrouw W. Drucker’, De telegraaf, 3 december 1904 en 7 januari 1905.
- ‘Karakterschets. Mevrouw W. Drucker.', De Hollandsche revue 19 (1914), 97-111.
- Deanna te Winkel-van Hall, Wilhelmina Drucker. De eerste vrije vrouw, Amsterdam 1968.
- J.E. Kool-Smit, ‘Het onbehagen bij de vrouw’, De gids, november 1967, 267-281.
- Fia Dieteren, ‘De geestelijke eenzaamheid van een radicaal-feministe. Wilhelmina Druckers ontwikkeling tussen 1885 en 1898’, De eerste feministische golf. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 6 (1985), 78-100.