Wilhelmina Druckers eerste publicatie was de sleutelroman George David, die zij in 1885 samen met haar zuster Louise publiceerde. Zij hadden daar een speciale bedoeling mee, en wel om als zogeheten onwettige kinderen van schatrijke vader – de in 1884 overleden Louis Drucker – het onrecht te herstellen dat zij, anders dan zijn gewettigde kinderen, zo goed als geheel van zijn miljoenenerfenis waren uitgesloten. Met George David, dat de verkapte beschuldiging bevat dat hun halfbroer Hendrik Lodewijk Drucker – een van de gewettigde kinderen van hun vader – een moord op zijn geweten had, probeerden zij hem onder druk te zetten om een deel van zijn erfenis aan hen af te staan en zo het onrecht te vereffenen. Zij deden dat onder het pseudoniem G. en E. Prezcier, een omineuze verbastering van de naam Drucker waarin de goede verstaander het woord ‘pressen’ of (af)persen kon horen. Over hoe het hun uiteindelijk in 1888 lukte om zo een deel van hun halfbroers erfenis in de wacht te slepen en zo het onrecht dat de dubbele seksuele moraal voor onwettige kinderen met zich meebracht recht te zetten, is al wel geschreven. Maar deze succesvolle feministische actie, die tegelijk ook een geslaagde poging tot afpersing moet heten, heeft nog een aantal onbelichte kanten die hier nog nader aan de orde zullen komen.
Met dit startschot begon Druckers lange publicistische carrière, die zij om te beginnen voortzette met recensies, ingezonden brieven en polemische artikelen in een keur van radicaal-democratische en socialistische bladen. Daarnaast richtte zij in 1888 een feministisch weekblad op, De vrouw, dat maar acht nummers lang verscheen waarvan er ook nog maar drie bewaard lijken te zijn gebleven, maar dat desondanks een nadere beschouwing waard is.
Uit de recensies die Drucker in deze jaren schreef, spreekt een opmerkelijke belezenheid in vooral de Franse literatuur van haar tijd, met een voorkeur voor naturalistische romans, waarvan zij er in 1890 ook een zal vertalen. Met het onderzoek naar haar literaire ontwikkeling, zoals die zichtbaar wordt in de verhalen die zij schreef, in de schrijvers die zij las, die als referentiepunt in haar intellectuele ontwikkeling fungeerden, die zij toegang tot haar bladen gaf, is al wel een begin gemaakt. Maar het terrein ligt nog grotendeels open.
In 1893 startte Drucker voor de tweede maal een feministisch tijdschrift, Evolutie, dat zij tot haar dood in 1925 zou redigeren. Zij deed dat eerst in nauwe samenwerking met VVV-compane Dora (Schook-) Haver, na de dood van de laatste in 1912 met dier zuster Josephine Baerveldt-Haver, en vanaf 1919 alleen. Evolutie was het podium waarop de feministe Drucker haar politieke opvattingen ontvouwde, de actualiteit becommentarieerde, vriend en vijand binnen en buiten de vrouwenbeweging kritisch volgde, en die beweging telkens opnieuw tot reflectie en actie aanspoorde. Het is daarmee een Fundgrube voor Druckers ideeën en initiatieven, en voor de ontwikkelingen in de vrouwenbeweging in binnen- en buitenland, dat alles in de context van de actualiteit van toen – en dat meer dan 30 jaar lang.
Daarnaast publiceerde Drucker nog tal van rapporten, pamfletten, artikelen en lezingen, die haar vooral als feministe en als vrijdenkster laten zien. Bijzondere opmerking verdienen de artikelen waarin zij terugblikt op het ontstaan en de ontwikkeling van de Vrije Vrouwenvereeniging, en de necrologieën die zij, in Evolutie of elders, van de feministische pioniers schreef die zij had gekend – altijd uit eigen waarneming en altijd informatief, met tal van bijzonderheden over de feministe in kwestie en voorzien van Druckers appreciatie van het leven en streven van de afgestorvene.
- Marianne Braun, ‘Scènes uit de sociale hel. Een verdrongen roman van Yves Guyot’, Armada. Tijdschrift voor wereldliteratuur nr 43 (juni 2006), 105-112.
- Myriam Everard, ‘Een natuurlijke erfdochter. Wilhelmina Drucker en het kapitaal’, Geld en goed. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 17 (1997), 137-151.
- Marianne Braun, ‘Drie sprookjes van Wilhelmina Drucker. Een bijdrage aan de cultuurgeschiedenis van het fin de siècle’, Feminisme en verbeelding. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 14 (1994), 11-29.