Wilhelmina Druckers feminisme was radicaal door haar strikt volgehouden gelijkheidsdenken. Zij bepleitte niet alleen gelijk kiesrecht voor man en vrouw, maar ook gelijkberechtiging op alle andere denkbare terreinen: arbeidsmarkt, onderwijs, huwelijk, gezin, huishouden, seksuele moraal en wat niet al. En dan ging het haar niet alleen om wetgeving, maar minstens evenveel om de maatschappelijke conventies die machtsverschillen tussen mannen en vrouwen vastlegden en goedkeurden. Daarin was ze onmiskenbaar geïnspireerd door Multatuli, net als in haar onverbloemde verwijzingen naar seksuele praktijken en naar de seksuele verlangens van vrouwen, die heus niet minder waren dan die van mannen. Haar vrijdenkersopvattingen, samen te vatten in het motto ‘god noch gebod’, maakten de radicaliteit van Druckers feminisme in de dominant-christelijke cultuur van haar tijd nog extra pregnant.
Economische zelfstandigheid voor vrouwen was volgens Drucker essentieel, ongeacht de vraag of zij gehuwd of ongehuwd, moeder of geen moeder waren. Wat door tijdgenoten werd weggezet als haar veronderstelde ‘mannenhaat’ of als ‘ultrafeminisme’ was haar consequent volgehouden strijd tegen de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen op elk gebied. Dat die strijd noodzakelijkerwijs ook een strijd was tegen de privileges van mannen, concrete mannen, alle mannen – door Drucker naar socialistisch voorbeeld (klassenstrijd) zonder omhaal ‘seksenstrijd’ genoemd – was wel het meest debet aan het stempel van mannenhaatster dat zij lange tijd droeg.
- Marianne Braun, ‘Wilhelmina Druckers geschiedenissen van gezag’, in: Myriam Everard en Ulla Jansz (red.), De minotaurus onzer zeden. Multatuli als heraut van het feminisme, Amsterdam 2010, 129-146.
- Marianne Braun, ‘Recht uit het hart: Kusgraag christendom’, Nemesis. Tijdschrift voor vrouwen en recht 10 (1994), 24-25.
- Fia Dieteren, ‘De geestelijke eenzaamheid van een radicaal-feministe. Wilhelmina Druckers ontwikkeling tussen 1885 en 1898’, De eerste feministische golf. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 6 (1985), 78-100.