dinsdag, 10 februari 2015 14:49

Josephine Baerveldt-Haver

Josephine Sare Rosine Haver (Amsterdam 1868-vrouwenkamp Tjideng 1945, herbegraven op Menteng Pulu, Jakarta), onderwijzeres, staat in de geschiedschrijving van de Nederlandse vrouwenbeweging erg in de schaduw van haar zuster Dora Haver (1856-1912). Toch overlapt hun beider openbare leven in het geheel niet. Want het jaar dat Dora Haver, toen nog Schook-Haver, zich als feministe bekend maakte door lid te worden van de Vrije Vrouwenvereeniging, 1890, was tevens het jaar dat Josephine Haver in het huwelijk trad met Jacques P. Baerveldt (1864-1930) en met hem naar het toenmalige Nederlands-Indië vertrok, waar hij een militaire carrière tegemoet ging. Over haar leven daar zijn we slecht ingelicht. Bekend is vooralsnog slechts dat zij in 1911 Charlotte Jacobs opvolgde als voorzitster van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht afdeling Nederlands-Indië, en dat zij toen al enkele jaren onder het pseudoniem Jos Veerbaldt in het Bataviaasch nieuwsblad artikelen over de vrouwenbeweging in Nederland publiceerde. Het voorzitterschap bekleedde zij maar kort: in 1912 repatrieerde het gezin Baerveldt-Haver naar Nederland, waar zij nog op tijd arriveerde om haar op dat moment al ernstig zieke zuster Dora terug te zien.

Het lijkt erop dat Baerveldt-Haver onmiddellijk na aankomst actief werd in de vrouwenbeweging. Al in het voorjaar van 1912 nam zij zitting in de Commissie voor de Koloniën van de Tentoonstelling De vrouw 1813-1913, terwijl zij tevens voor Evolutie begon te schrijven, na de dood van haar zuster, eind 1912, trad zij toe tot de redactie van Evolutie, een post die zij tot in 1919 vervulde. Haar invloed op de inhoud van Evolutie is goed zichtbaar in de vele, goed-geïnformeerde bijdragen over en uit Nederlands-Indië, waarvan een uitgebreide bespreking van Kartini, Van duisternis tot licht (1911), als het startschot kan worden beschouwd.

In de jaren van nauwe samenwerking met Drucker betoonde Baerveldt-Haver zich ook politiek een bondgenoot: bij de organisatie van de eerste vrouwenkiesrechtdemonstratie, in september 1913, die, mede op instigatie van Drucker buiten de aarzelende Vereeniging van Vrouwenkiesrecht om georganiseerd werd, nam zij het voortouw, en in 1916 ging zij met Drucker mee toen deze uit de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht stapte en de Neutrale Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht stichtte.

De twee artikelen die Baerveldt-Haver in 1917 ter gelegenheid van de 70e verjaardag van Drucker aan haar wijdde, getuigen dan ook van een grote sympathie voor de persoon Drucker en een evengrote waardering voor haar verdiensten voor de vrouwenbeweging. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat Baerveldt-Haver in 1938 deel uitmaakte van het Comité Huldeblijk Wilhelmina Drucker, dat ervoor zorgde dat in 1939 in Amsterdam een standbeeld voor Drucker werd opgericht.

Gepubliceerd in Netwerk
dinsdag, 10 februari 2015 14:26

1913: 'Inlandsch hart'

"Voor de afdeeling Amsterdam van de Vereeniging v. Vrouwenkiesrecht hield Donderdag 20 Maart de heer Brouwer, Redacteur der Arnhemsche Courant, in de groote zaal van American Hôtel, ’n zeer boeiende lezing over het eminente werk van Raden Adjeng Kartini: “Door duisternis tot licht”.

Wij stonden vroeger reeds uitvoerig stil bij dit zoo belangwekkende boek der jonge Javaansche, die blijk gaf de nooden der vrouwen van haar volk zoo juist te peilen en naar de middelen zocht die nooden te lenigen.

De zoo sympathieke, van grooten geestdrift getuigende voordracht van den spreker werd door ’n stampvolle zaal met aandacht gevolgd en aan het eind van de lezing werd hem vol warmte en dankbaarheid de hand toegestoken van den in de zaal aanwezigen heer H.J.D. Apituley, arts hier ter stede, met de woorden:

‘Het heeft mijn Inlandsch hart recht goed gedaan, u hedenavond over dit boek aan het woord te hebben gehoord. Ik dank u er hartelijk voor.’

Deze zelfde heer Apituley hield Vrijdag 14 Maart voor de afdeeling Amsterdam der vereeniging Oost en West een lezing over “De vrouw in ’t inlandsche leven”. In die lezing wees de heer Apituley erop, dat ook in ’t Oosten de vrouw beroerd wordt door de strooming onzer dagen, al verkeert het feminisme dáár nog pas in ’t allereerste stadium. Evenals Raden Adjeng Kartini dat deed, voor hare Javaansche zusters, pleitte de inleider voor beter onderwijs voor de inlandsche vrouw, opdat deze naar verstand en hart tot hoogere ontwikkeling komen en door de opheffing der moeders het inlandsche geslacht in lichamelijken zin moge verbeteren.

Daartoe is volgens spreker de voorlichting en liefde der Nederlanders voor de bewoners hunner koloniën onontbeerlijk en hij deed dan ook een beroep op het Nederlandsche volk, de hand, die van uit Indië gestrekt wordt om steun, vooral niet te weigeren, omdat ze bruin is.

De lezing, door den heer Brouwer gehouden, werd bijgewoond door verscheidene inlandsche toehoorders, wien het ongetwijfeld allen moet hebben goedgedaan, hoe de spreker, hoewel nooit in Indië geweest zijnde, vol warmte uitwijdde over het door hem besproken boek en over de idealen, daarin door de schrijfster van Oostersch ras nagestreefd.

Voor zoover we konden nagaan, schitterde de geheele Amsterdamsche pers bij deze zéér belangrijke lezing door afwezigheid.
De velen, die naar American Hôtel getogen waren, om den heer Brouwer te hooren, zullen zich over hun gang daarheen zeker niet beklaagd hebben.
Een alleszins interessante avond was het."

Evolutie 26.3.1913 (rubriek 'Vergaderingen')

Gepubliceerd in Evolutie-berichten