M. W. H. Rutgers-Hoitsema

M. W. H. Rutgers-Hoitsema

Wat Mevrouw W. Drucker op arbeidsgebied al voor de vrouw heeft gedaan Mevrouw W. Drucker was een vrouw van karakter, die door haar fiere houding, haar blik, haar zeggingskracht indruk maakte op ieder, die op een of ander gebied van maatschappelijke arbeid met haar in aanraking kwam. Zo ging het mij tenminste, toen ik haar, nu ruim 30 jaar geleden, in Februarie 1894 te Amsterdam voor't eerst zag. Dat was in de eerste ledenvergadering van de pas opgerichte Ver. v. Vrouwenkiesrecht, die ik bijwoonde en wel bijwonen moest, omdat ik in de oprichtingsvergadering van 4 Febr. 1894 tot bestuurslid gekozen was, en . . . na lang aarzelen op aansporing van mijn man de benoeming ook aanvaard en zelfs de funktie van Sekretares op mij genomen had.

Daardoor kreeg ik ongezocht het voorrecht Mevrouw W. Drucker dadeliik in haar volle kracht en begaafdheid te leren kennen. In het debat, bij de besprekingen blonk zij boven allen uit en bij elk besluit bleek zij, gesteund door Mevr. Schook-Haver en de Presidente, Mevrouw Versluys-Poelman, toch de grote stuwkracht te zijn die de richting aangaf die het Bestuur vooreerst te volgen had.

Daar kwam ik dan ook tot de overtuiging, dat er pioniersarbeid aan de oprichting van de Ver. v. Vrouwenkiesrecht was voorafgegaan en dat zij daarvan de ziel was geweest.

Van die dag af ben ik één van haar trouwe volgelingen geweest en ook gebleven. Haar voorbeeld, haar opofferingsgezindheid, haar onverzetteliike wil, haar woorden en inzichten, door „Evolutie” geregeld tot mij komende, hebben mij altijd weer bezield en de moed en de kracht gegeven om de strijd voor de ontvoogding van de vrouw te aanvaarden en tot het einde toe vol te houden.

En eenmaal in de vrouwenbeweging, kwam ik ook altijd weer in aanraking met Mevr. W. Drucker en hebben wij steeds schouder aan schouder gestaan, als er een Kon. Besluit was uitgevaardigd, als dat van 2 Maart 1904, waardoor de vrouwelijke ambtenaren bij de Post- en Telefoondienst op de dag van haar huwelijk haar gesalarieerde betrekking verloren, om dat Kon. Besluit weer ingetrokken te krijgen ; of, als er een wetsvoorstel aanhangig was gemaakt, dat de rechtsonzekerheid der arbeidende vrouwen nog zou bestendigen of vergroten, of dat op andere wijze haar belangen zou benadelen, om dan een grote protestbeweging daartegen op touw te zetten, zoals dat gebeurde na de indiening van het wetsontwerpHeemskerk in 1910, inzake ontslag vrouwelijke rijksambtenaren en onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs, die in het huwelijk treden, die eindigde met de Nationale Protestvergadering in het Feestgeb. „Bellevue” te Amsterdam, op 29 Febr. 1912.

Mevrouw W. Drucker en ik zaten samen ook met Douariaire Klerck v. Hogendorp, als Presidente, in het Dag. Bestuur van de Nationale Vrouwenraad, die, als uitvloeisel van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, in 1898 in Nederland tot stand was gekomen.

Ook woonden wij geregeld de Jaarvergaderingen bij, niet alleen van de Nat. Vrouwenraad, maar ook die van de Ver. v. Vrouwenkiesrecht en van de Nat. Ver. v. Vrouwenarbeid, waardoor wij voortdurend al de gewichtige vraagstukken van de dag te onderzoeken kregen en steeds met elkander in kontakt bleven.

Vooral was dit het geval, toen na veel voorbereidende maatregelen en besprekingen, op initiatief van de „Ver. t. behartiging van de belangen der Vrouw”, op 1 April 1903 te Rotterdam het „Nat. Comité inzake Wettelike Regeling van Vrouwenarbeid” was opgericht, waarbij 8 Verenigingen waren aangesloten, die elk door één persoon, door de Vereniging aangewezen, daarin vertegenwoordigd waren.

Mevr. W. Drucker vertegenwoordigde de Vrije Vrouwenvereniging, Mevr. Th. P. B. Haver de Nat, Ver. v. Vrouwenarbeid, Mevr. Rutgers-Hoitsema de Ver. t. beh. v. d. belangen der Vrouw.

Ruim 11 jaar hebben wij toen onafgebroken samengewerkt, totdat eerst Mevrouw Haver ons door de dood ontviel en niet te vervangen was .... en kort daarna Mevrouw Rutgers door een ernstig auto-ongeluk genoodzaakt was haar funktie neer te leggen en zich aan alle sociale arbeid te onttrekken.... en nu Mevrouw W. Drucker, de onmisbare, is heengegaan.

En toch, die tijd van samenwerken is er geweest, heeft vruchten gedragen en met dankbaarheid mogen wij er op terugzien.

Het waren jaren van inspanning en hard werken, maar, als er gehandeld moest worden, liep alles vlug van stapel, zelfs dan, als de handtekening van al de aangesloten Verenigingen daarvoor nodig was .... en, de volmaakte harmonie tussen de 3 leden van het Dageliks Bestuur werd in al die jaren nooit verstoord.

In 1904 ontmoetten wij elkander ook weer vriendschappelijk als Afgevaardigden van Nederland op het Internationaal Kongres, dat van 11-18 Junie door de Internationale Vrouwenraad te Berlijn gehouden werd.

In 1906 zijn wij samen weer krachtig opgetreden voor het Comité naar aanleiding van het Kon. Besluit van 13 Juli 1906, dat op grond van Art. 4 der Arbeidswet door Minister Veegens was uitgevaardigd. Bij strenge toepassing daarvan zou een groot aantal arbeidsters in de aardewerken te Maastricht daardoor brodeloos gemaakt kunnen worden.

Mevrouw Drucker en ik togen toen naar Maastricht om in loco een onderzoek in te stellen. We bezochten daar de Société céramique met 600 arbeidsters en de Sphinx met 1086 vrouwen en meisjes en werden ook dadelijk in de gelegenheid gesteld onder 4 ogen met de arbeidsters te spreken en de vragen te doen die wij voor ons onderzoek graag beantwoord wilden hebben.

Gevolg hiervan was het ongehoorde feit, dat twee arbeidsters, weduwen die van haar 12e jaar af in de fabriek hadden gewerkt en resp. 5 en 7 kinderen hadden gekregen en grootgebracht, op eigen initiatief enige dagen later bij Min. Veegens op audiëntie gingen om hem namens al de arbeidsters, die door het Kon. Besluit getroffen zouden worden, te smeken haar de broodwinning niet te ontnemen.

Dit maakte indruk. In de pers werd het druk besproken en het optreden van die twee dappere, kerngezonde fabrieksarbeidsters heeft gunstige gevolgen gehad die nog steeds blijven nawerken.

Door onze ondervinding toen opgedaan en niet minder door onze besprekingen, beurtelings met Ministers, politieke Kamerfracties, leiders van vakverenigingen en de autoriteiten op het gebied van de arbeidsinspectie, waren wij tot de overtuiging gekomen, dat wij voortaan al onze krachten moesten inspannen om daar invloed te krijgen, waar niet alleen voor Nederland maar voor alle industrielanden de bepalingen der arbeidswetten internationaal worden voorbereid en vastgesteld. Nieuwe plichten dus, die weer in volle omvang op onze schouders werden gelegd. Mevrouw Drucker aarzelde geen ogenblik. Geld en geestkracht wilde zij offeren om de vrouw het recht op loonarbeid te doen behouden en daardoor tot ekonomiese onafhankelikheid te kunnen geraken.

Met dat doel voor ogen ondernamen wij in 1911 vol moed de reis naar Zweden, waar te Stockholm van 11-17 Junie het Intern. Kongres van de Wereldbond v. Vrouwenkiesrecht zou plaats hebben, nadat wij, door tussenkomst van Dr. Aletta Jacobs, van de Presidente, Mrs. Carrie Chapman Catt, de toestemming gekregen hadden, daar circulaires en convocaties in 3 talen te verspreiden voor de oprichting van een nieuwe Internationale Organisatie betreffende vrouwenarbeid, indien het Kongres er niet onder lijden zou.

Daar verrees toen werkelijk de lang gewenste Internationale Organisatie van Verenigingen en personen die tegenstanders zijn van afzonderlijke bescherming van Vrouwenarbeid onder de naam „Internationale Korrespondentie”. Het Int. Sekretariaat werd gevestigd te ’s-Gravenhage en Mevr. Rutgers als Algemeen Sekretares aangewezen. Finland, Zweden, Noorwegen, Denemarken en Hongarije traden dadelijk toe en wezen ook de vertegenwoordigster reeds aan. Met de andere landen Duitsland, Frankrijk, Engeland, Oostenrijk en Zwitserland moesten de onderhandelingen nog worden voortgezet.

Het was dan ook een grote overwinning, toen 4 Febr. 1912 het gewichtige, internationaal-feministiese dokument, het door 8 landen goedgekeurde beginselprogram en werkplan van de „Internationale Korrespondentie” op 17 Junie 1911 te Stockholm reeds ontworpen, ondertekend door Dr. Dagny Bang, praktiserend Arts te Kristiania (nu Oslo) voor Noorwegen, door Anna Lindhagen, redaktrice van het Soc. Dem. Vrouwenblad „Morgonbris” te Stockholm voor Zweden en door Mevr. Rutgers-Hoitsema, de Intern. Sekretares te ’s-Gravenhage, voor Nederland, eindelijk ter verzending aan de Post kon worden toevertrouwd.

In April 1912 spraken Mevr. Drucker en Mevr. Rutgers beiden weer op het Internationaal Feministies Kongres te Brussel, daartoe uitgenodigd door de Presidente, nu wijlen Marie Popelin, de eerste vrouwelijke Advokaat in België, die echter, omdat ze vrouw was, nooit voor de balie heeft mogen pleiten. Op de Jaarvergadering van de Nationale Vrouwenraad van Nederland, die in de Paasweek te Middelburg gehouden was, had zij met grote belangstelling en instemming het Verslag aangehoord dat daar vanwege het „Nat. Comité inzake Wettelijke Regeling van Vrouwenarbeid was uitgebracht en de besprekingen die daarop gevolgd waren. Nu hoopte zij, dat de toespraken van de beide spreeksters, in België wel bekend, de Belgiese vrouwen en arbeidsters zouden aansporen zich bij die „Internationale Korrespondentie” aan te sluiten.

Dat gebeurde nog diezelfde dag en Marie Popelin werd de vertegenwoordigster voor België.

Frankrijk trad eveneens weldra toe en werd vertegenwoordigd door Mme Duchesne, die te Parijs aan het hoofd 1 staat van een onderneming ,,’Entr’Aide” ten behoeve van linnen- en kostuumnaaisters.

Engeland trad ook definitief toe en werd vertegenwoordigd door Eva Gore Booth, te Manchester, de Sekretares van „the Women’s Trade and Labour Council”.

Finland benoemde Vera Hjelt uit Helsingfors, Inspektrice van de Arbeid, tot zijn vertegenwoordigster.

In September 1912 hebben Mevrouw W. Drucker en ik, en dat was een gewichtige stap, deelgenomen aan de Algemene Vergadering van de „Association Internationale pour la protection légale des Travailleurs”, te Zürich in Zwitserland en aan het Kongres ter regeling van de Huisindustrie, dat daaraan vooraf ging.

Het Nat. Comité had zich n.1. aangesloten in Nederland bij de „Ned. Ver. voor Wettelijke Bescherming van Arbeiders”, waarvan Dr. W. H. Nolens, lid van de Tweede Kamer, Voorzitter is, en persoonlijk waren wij ook lid geworden om de Bulletins en geschriften geregeld te ontvangen en om in de Internationale Vergaderingen van die | machtige, invloedrijke organisaties te kunnen protesteren tegen afzonderlijke bescherming van vrouwenarbeid.

Om goed beslagen op het ijs te komen en invloed te krijgen, hadden wij vooraf door de „Internationale Korrespondentie’ een brochure laten samenstellen ter verspreiding niet alleen in de aangesloten landen, maar vooral ook om dienst te doen op de Algemene Vergadering te Zürich. In die Verslagen die afkomstig zijn uit Zweden, Noorwegen, Denemarken, Frankrijk en Nederland wordt nadrukkelijk gewezen op de nadelige gevolgen van de afzonderlijke Bescherming van Vrouwenarbeid. Al die brochures werden gretig aangenomen en kwamen in goede handen.

Onze pogingen om daar invloed te krijgen zijn niet geheel vruchteloos geweest. Julie Arenholt, Inspektrice van de Arbeid in Denemarken, onze overtuigde geestverwante, heeft officiéél, als Afgevaardigde van de Deense Sektie, de Algemene Vergadering te Zürich bijgewoond. Hetzelfde voorrecht viel ook Mevrouw Rutgers-Hoitsema in de schoot, daar de Nederlandse Sektie te Zürich officieel vertegenwoordigd werd, behalve door de Voorzitter, Monseigneur Nolens, tevens Regeringsafgevaardigde en de deskundige Inspekteurs Van Tienen, De Vooys en Zaalberg, door Mevrouw Rutgers-Hoitsema, als plaatsvervangster van Anna Polak, de Direktrice van het Nat. Bureau van Vrouwenarbeid.

Bovendien waren daar ook officieel nog als gasten aanwezig Mevrouw W. Drucker, voor wie de Ned. Sektie, en Mme Duchesne, voor wie de Franse Sektie, een uitnodiging aan het Bestuur der Alg. Vergadering had moeten doen.

Dit was de eerste keer, dat in de Kommissie-vergaderingen en in de Alg. Vergadering van de Internationale Vereniging voor afzonderlijke Bescherming der Arbeiders de stem van vrouwen geklonken heeft, voor het eerst ook, dat er in de Algemene Vergadering een vrouw het podium beklom om in een stampvolle zaal een protest uit te spreken uit naam van duizenden vrouwen uit verschillende landen tegen afzonderlijke Bescherming van Vrouwenarbeid.

Zou dit de laatste keer zijn geweest?

De toekomst zal dit aan het licht brengen.

De oorlog, die kort daarop uitbrak, heeft niets dan verwoestingen aangebracht, allerwegen onheil gesticht, wantrouwen gekweekt en internationale samenwerking, ook die van de „Internationale Korrespondentie" stop gezet.

De oude pioniers in onze vrouwenbeweging zijn heengegaan of, door ouderdom of ziekte gebroken, tot strijden niet meer in staat.

Aan de jongeren zij het overgelaten een nieuwe maatschappij op te bouwen en wij moeten afwachten of er straks ook vrouwen klaar zullen staan om de vaan voor recht op arbeid en ekonomiese onafhankelijkheid ook voor de vrouw, uit de handen van de enkele overgebleven oud-strijdsters over te nemen, nog voordat zij allen ter ruste zijn gegaan.

Rijswijk (Z.-H.) 26 Desember 1925

Laatst aangepast: 09 april 2025