M. Cohen TervaertĀ 

M. Cohen Tervaert

Toch

Eens, het is lang geleden, woonde ik een gesprek bij tusschen Dr. J. Rutgers en een zijner vrouwelijke geestverwanten, die ernstige moeilijkheden had met 't Bestuur van een door haar zelve gestichte Vereeniging.

„Ge beschouwt dat verkeerd, wanneer ge U dat aantrekt”, zoo sprak onze betreurde vriend. „Hebt ge dan nooit gehoord van 't gebruik van die Indianenstam, waar de dochter volwassen verklaard wordt als zij haar moeder in ’t gezicht durft slaan ? Bij de heele stam heerscht dan groote vreugde, ook bij de moeder zelf, want haar kind heeft dan de bewijzen gegeven óók mensch te zijn. Begrijp toch dat ieder geslacht die behoefte moet voelen, ’t vorige in ’t gezicht te slaan. Wij ouderen moeten ons dat niet persoonlijk aantrekken, maar wijs zijn, en er ons in verheugen. Zij, die wij als kinderen kenden, worden nu ook menschen en gaan hun eigen weg”.

Wanneer ik over onze verhouding tot Mevr. Drucker denk, komt mij dat gesprek dikwijls voor den geest. Zij, de wegbereidster, de voorgangster, een moeder in veel opzichten voor de Beweging, die ook wij, vlak na haar, hebben willen dienen, zij heeft het moeten ervaren dat onze weg langs andere mijlpalen ging, dan die zij ons aanwees.

Maar wij zijn geen Indianen-dochters, en het was met smart, waarschijnlijk wederzijds, dat de nieuwe Beweging haar eigen weg zocht. Want zij was toch van de onzen, en wij wisten ons haar volgelingen.

Laatst aangepast: 09 april 2025