W. Wijnaendts Francken-Dyserinck
Een onverdacht oordeel
„Wat ik van haar aangehaald vond in „De Vrijheid”, heeft me toch opnieuw den indruk gegeven dat Mevrouw Drucker verduiveld kranig schreef. Het heeft me altijd gespeten, dat ze geen grootere rol in de journalistiek heeft gespeeld. Het was gewenscht dat er meer waren als zij, die de dingen onomwonden durfden zeggen. Maar ja, natuurlijk, dan willen ze je nergens! Aan heilige huisjes moet je nooit raken en zeker niet in ons land, ’k Zou haar graag eens ontmoet hebben en met haar gepraat. Niet over de vrouwenbeweging, dat spreekt van zelf, maar over de andere onderwerpen waar ze over schreef. Een buitengewone vrouw, nu ja, dat kun je van een zuster van Drucker ook verwachten”.
Aldus een spontane uiting van een .... bestrijder van de vrouwenbeweging, uitgesproken onder de Kerstklokken van een restaurant in de residentie, terwijl het strijkje op verzoek de oude „musica prohibita” deed hooren.
Een zeker wel onverdacht oordeel van een man, die „het feminisme” uit den booze acht, maar ruim genoeg denkt om een vrouw, die wat beteekent, te kunnen waardeeren, ondanks haar zeer wel uitgesproken „feministe” zijn. Met dat al met blindheid geslagen, als nog talloozen, die, uit welke motieven dan ook, tot de tegenstanders van de vrouwenbeweging behooren of wel de resultaten aanvaarden, zonder eenig begrip hoe we langzaam voortkolvend eindelijk zoover gekomen zijn. Een grootere rol in de journalistiek 1 Alsof die voor Mevrouw Drucker bereikbaar geweest zou zijn, zonder dat er eerst die bespotte en gevreesde en militante feministe ware geweest, die het pionierswerk verrichtte en het voor andere vrouwen en zichzelf mogelijk maakte, tenminste op een bescheiden plaats, in de pers haar denkbeelden te ontvouwen ! Dacht men soms dat als ze geen „feministe” ware geweest, geen „heilige huisjes” had aangetast, alleen maar uitstekend al de vragen van den dag, de belangen van haar land en volk had belicht, dat haar dan, aan welk dagblad ook, een leidende rol zou zijn toebedeeld ? En op hetzelfde oogenblik dat ik gauw m’n potlood uithaalde en op het menu de woorden dankbaar vastlegde, die door m’n overbuurman werden gesproken, heb ik me afgevraagd, hoe een bioloog wel denken zou over een bakvisch die met beminnelijke inconsequentie zeggen zou : „ik vind het zoo jammer dat de rozen niet milder bloeien dezen zomer! Waarom is de aarde ook niet vochtig ? dat hebben ze noodig de struiken. Maar die lamme regen, neen, die moest er niet zijn”.
Op iedere vrouw, wier leven zich binnen een minder eng kringetje behoefde af te spelen, op iedere vrouw, die in ruime mate van de rozen geplukt heeft, die bloeien konden omdat de stortbuien en zwiepende stormvlagen der rasechte feministen de aarde vruchtbaar maakten en houden, rust een plicht van dankbaarheid tegenover een figuur als Mina Drucker. Daarom had niet alleen Suze Groeneweg, maar hadden alle vrouwelijke Kamerleden in de eerste plaats, van welke richting dan ook, op Westerveld aanwezig moeten zijn. Zelfs als de plechtigheid als zoodanig tegen haar overtuiging was. Eigen meening over j en eigen waardeering van de padvindsters heeft men ! opzij te zetten, wanneer het oogenblik daar is om te getuigen : de weg, dien gij gebaand hebt, wij hebben dien gebruikt. Dan kan zelfs ieder oordeel ter zijde worden gelaten. Want wie bijna tachtig jaar wordt als Mevrouw Drucker, kan bijna niet juist meer beoordeeld worden. Omdat nagenoeg niemand meer zich uitspreken kan, die haar kende en waarnam in de jeugdjaren, als het harde j leven den oorspronkelijken karakteraanleg nog niet gevormd, noch ook zoo vaak vervormd heeft. Zoo als men met 18, 20, 25 jaar tegenover z’n idealen staat en óf ' men op dien leeftijd idealen heeft en tracht die in daden voor z’n medemenschen om te zetten, dat is toch eigenlijk beslissend voor iedere figuur, dat is de toetssteen, ook voor de „gevestigde reputatie”. Te weinig vinden we dien kern in de meeste in memoriams. Ook ik sta hier machteloos. Mevrouw Drucker was halfweg haar leven eer ik haar leerde kennen. Slechts een eerbiedig vaarwel, met een zweem van weemoed dat er onopgelost misverstand moest blijven en de hoop, dat er onder hen of haar die zijn uitgenoodigd de overledene de eer te geven, die haar zoo ten volle toekomt, althans een moge zijn, die uit eigen herinnering het jonge meisje aan den opgang van het leven moge hebben gekend. Dat zij toen reeds „een persoonlijkheid” moet zijn geweest, staat wel vast.