Hoe Wilhelmina Drucker de weg baande naar de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid

-  
The Woman’s Building, Wereldtentoonstelling Chicago 1893, architect Sophia Hayden. The Woman’s Building, Wereldtentoonstelling Chicago 1893, architect Sophia Hayden. Fotograaf onbekend, Picturesque World’s Fair (Chicago 1894) 27

Dat de Nationale Tentoonsteling van Vrouwenarbeid, in de zomer van 1898 gehouden in Scheveningen, het eerste grote publieksevenement van de Nederlandse vrouwenbeweging was, is bekend. Te weinig bekend is echter dat het aan de vasthoudendheid van Wilhelmina Drucker is te danken dat uiteindelijk het idee werd omarmd om het werk van Nederlandse vrouwen tentoon te stellen. Tijd om de bestaande geschiedschrijving recht te zetten.1

Chicago

De voorgeschiedenis van het Scheveningse evenement gaat terug tot 1892, toen de door Drucker opgerichte Vrije Vrouwenvereeniging (VVV) nog maar twee jaar bestond. Intussen was er wel al veel gebeurd. Zo had Drucker contact gekregen met feministen in het buitenland, als gevolg van haar conflict met de Nederlandse socialisten op het internationale socialistische congres in Brussel in augustus 1891, waar ze de VVV vertegenwoordigde.2 Haar principiële en standvastige optreden trok de aandacht, en niet alleen van Belgische feministen. Ook de in 1890 in Londen opgerichte Women’s Progressive Society (WPS), een internationaal netwerk van radicale feministen dat het streven naar vrouwenkiesrecht wilde verbinden met het propageren van financiële onafhankelijkheid van vrouwen, zocht contact met haar.3 Deze contacten met gelijkgestemde feministen in het buitenland, tot in het verre Amerika, moeten Drucker de overtuiging hebben gegeven dat de Nederlandse vrouwenbeweging een broodnodige impuls kon krijgen door deelname aan de wereldtentoonstelling van 1893 in Chicago, waar een speciale ‘Woman’s Building’ zou verrijzen en een ‘World’s Congress of Representative Women’ zou worden gehouden.

Over dat evenement was al sinds het najaar van 1890 regelmatig geschreven in De Huisvrouw. Weekblad voor dames, in die jaren het enige Nederlandse vrouwentijdschrift dat zich specifiek op de vrouwenkwestie richtte. Dit aan de behoudend liberale Nieuwe Rotterdamsche Courant gelieerde  blad berichtte veel over de vrouwenbeweging in het buitenland. Naarmate er meer bekend werd over de tentoonstelling in Chicago ging de redactie ervan nadrukkelijker aandringen op een inzending uit Nederland. Volgens haar moest het initiatief komen van de vrouwenverenigingen in het land, die dan krachtig zouden moeten gaan samenwerken. Het duurde echter nog maanden voordat het blad kon melden dat er een commissie werd gevormd op initiatief van een drietal voorname dames: ‘jonkvrouwe De Bosch Kemper, mevrouw de douairière Klerck, geb. gravin van Hogendorp, en mevrouw Scholten-Commelin’. Marianne Klerck-van Hogendorp was de oprichtster van de tegen prostitutie strijdende Vrouwenbond tot Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn en Hendrina Scholten-Commelin had de Amsterdamsche Huishoudschool opgericht samen met Jeltje de Bosch Kemper, die ook aan de wieg had gestaan van de vereniging Tesselschade en de Vereeniging voor Ziekenverpleging. De redactie van De Huisvrouw deed alvast een suggestie voor de Nederlandse inzending naar Chicago: zij dacht aan meesterwerken van kunstenaressen, boeken van alle Nederlandse schrijfsters, portretten van toneelspeelsters en toonkunstenaressen, en de beste producten van de ‘vrouwelijke handwerken’. Daarnaast zouden de vrouwenverenigingen natuurlijk moeten zorgen voor een beschrijving van hun eigen activiteiten.4

Nog geen maand later kon De Huisvrouw de tekst van een circulaire afdrukken die onder verenigingen en particulieren was verspreid. Daaruit bleek dat de commissie het idee van het opsturen van voorwerpen te moeilijk en te duur had gevonden en in plaats daarvan had gekozen voor ‘een zoo volledig mogelijk overzicht van al hetgeen door de vrouw in Holland wordt gearbeid.’ Elke vereniging werd gevraagd om een beschrijving van haar werkzaamheden, die dan in het Engels zou worden vertaald en opgenomen in ‘een soort gedenkboek’, gedrukt ‘op oud Hollandsch papier, en met het nationale wapen versierd’.5 Ook de VVV had de circulaire toegestuurd gekregen. Zij liet de commissie weten dat ze er graag aan wilde meewerken dat de Hollandse vrouwen in Chicago waardig zouden worden vertegenwoordigd, bij voorkeur door een afgevaardigde naar het congres te sturen en daarnaast met een inzending van ‘door vrouwen vervaardigd werk op ieder gebied’. Ze betreurde het dat de commissie, in plaats van met alle verenigingen samen te overleggen hoe dat gefinancierd zou kunnen worden, eigenmachtig had gekozen voor alleen een schriftelijk overzicht van vrouwenwerk. Er was nu alleen gevraagd om een bijdrage voor de kosten daarvan. En omdat de VVV weinig resultaat verwachtte van zo’n boekwerk, had ze besloten niet mee te doen.6

Een jaar later, in januari 1893, was in de dagbladpers te lezen dat de bundel overzichten klaar lag voor verzending naar Chicago. Hoewel het ‘damescomité’ dus geen producten van vrouwenarbeid ging insturen, bleek het wel het eerdere voorstel van De Huisvrouw te hebben gevolgd waar het ging om de soorten vrouwenarbeid waarvoor het aandacht vroeg. Er waren rapporten over literatuur, beeldende kunst, toneel en muziek. Daarnaast was er een rapport over sport, drie over verschillende typen onderwijs, en nog drie over respectievelijk filantropie (in het Engels vertaald als ‘moral reform’), de  volkszaak (‘social reform’) en ‘binnen- en buitenlandsche zending’ (‘home and foreign missions’). Verder was er een uitgebreid rapport over ziekenverpleging en tenslotte een rapport over ‘de vrouw in openbare betrekkingen’ met een zeer summiere opsomming van de overige beroepsarbeid van vrouwen, nu juist de takken waar de meeste Nederlandse vrouwen in werkzaam waren.7

Toen de tentoonstelling in Chicago begin mei 1893 werd geopend, was het door Drucker opgerichte feministische weekblad Evolutie een paar maanden oud, en uiteraard nam dat berichten op over het Amerikaanse evenement. Bijvoorbeeld over de agenda van het vrouwencongres dat 15-22 mei in de Woman’s Building zou worden gehouden, waarbij de redactie opmerkte dat in de raad van advies onder meer de Franse Fédération Féministe, Women’s Progressive Society (Londen) en de Ligue Belge du Droit des Femmes zitting hadden. ‘Holland schittert tot heden door zijn afwezigheid’ besloot het bericht.8 Het congres was een kans geweest om in contact te komen met vrouwen uit andere landen en van hen te leren, maar die was gemist. De volgende maanden publiceerde Evolutie enkele artikelen over de tentoonstelling van de hand van VVV-lid Johanna Schmidt, die de hele tentoonstelling lang in Chicago verbleef.9 Vooral haar interview met Bertha Potter-Palmer, de presidente van de vrouwenafdeling, viel op. Op gezag van een andere Amerikaanse feministe, Rachel Foster Avery, die Nederland had bezocht, betichtte Potter-Palmer de Nederlandse vrouwenbeweging van ‘schildpaddentactiek’, namelijk bij de minste verdachte beweging in haar schulp kruipen. Tegenover deze ‘vreesachtige’ voorname Nederlandse vrouwen stelde Potter-Palmer de gefortuneerde feministes die volgens haar juist de ziel van de Amerikaanse beweging waren geworden.10

 

Bertha Palmer Jeltje de Bosch Kemper by Jan Veth

Bertha Potter Palmer (fotograaf onbekend, Addresses and reports of mrs. Potter Palmer (Chicago 1894) frontispice

Jeltje de Bosch Kemper (lithografie Jan Veth 1896, Teylers Museum)

Wilhelmina Drucker koos ‘Schildpadden-taktiek’ daarna als kop van het hoofdartikel dat ze ter gelegenheid van nieuwjaar 1894 in Evolutie publiceerde. Zij gebruikte die uitdrukking voor een – onder het mom van ‘fatsoen’ – door ouderwets standsbesef ingegeven vrees bij voorname dames om op voet van gelijkheid om te gaan met vrouwen uit de werkende stand en met hen samen te werken voor de vrouwenzaak. Ze besloot met de wens dat in het nieuwe jaar de Nederlandse vrouwen van hun ‘échec’ in Chicago zouden leren en zich zouden gaan verenigen, ‘strijdende voor hetzelfde doel: de vrijmaking der vrouw tot welzijn van haarzelf en de maatschappij’.11 Het ging Drucker om meer dan de Chicago-kwestie, want ze signaleerde eenzelfde terugtrekkende beweging onder het mom van ‘fatsoen’ bij de kwestie van het kiesrecht. Kennelijk had ze het afgelopen jaar tevergeefs geprobeerd de voorname dames mee te krijgen met haar initiatief voor een afzonderlijke vereniging voor vrouwenkiesrecht, waarin vrouwen ongeacht onderlinge verschillen zouden samenwerken om de politieke rechten te krijgen waarvan destijds alle vrouwen, ongeacht standsverschillen, waren uitgesloten. Al gauw zou blijken dat De Bosch Kemper bezig was met een concurrerend alternatief, het Comité tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland. Dat moest proberen veranderingen in wet- en regelgeving ten gunste van vrouwen te bereiken zónder naar vrouwenkiesrecht te streven.12 De initiatiefneemsters wilden wel de situatie van vrouwen verbeteren, maar dat moest vooral ‘waardig’ gebeuren, door het bevoegd gezag rechtstreeks aan te spreken.13 Beïnvloeding van de publieke opinie door openbaar optreden, laat staan vrouwenkiesrecht eisen, ging hen veel te ver.

Brussel (en Kopenhagen als voorbeeld)

Behalve bij de kiesrechtstrijd had Drucker samenwerking gewild op het gebied van vrouwenarbeid. Niet alleen bij een inzending van producten van vrouwen naar Chicago, maar ook bij de activiteiten van de decennia oude vereniging Tesselschade. In december 1893 was er naar aanleiding van het jaarverslag van die vereniging in Evolutie een polemiek met De Bosch Kemper gevoerd. Het blad had kritiek geuit op het kleine aantal subsidies dat Tesselschade uit haar opleidingsfonds had kunnen verstrekken, namelijk slechts aan negen vrouwen en dan nog maar kleine bedragen, onvoldoende om een complete opleiding te bekostigen. Om deze bemiddeling te versterken zou samenwerking met de volksklasse nodig zijn, aldus Evolutie.14 De Bosch Kemper had in een ingezonden brief gerepliceerd dat zo’n samenwerking niet mogelijk was. Het doel van Tesselschade was namelijk verbetering van ‘het lot der onvermogende beschaafde vrouw’, en dat kon alleen gedaan worden door niet-onvermogende beschaafde vrouwen, niet door vrouwen uit de arbeidende klasse. Het werk van de vereniging was min of meer filantropisch, zoals ook bleek uit de bazaars die werden georganiseerd om de door onvermogende vrouwen vervaardigde handwerken te verkopen. De redactie van Evolutie had daarop verwezen naar de statuten van Tesselschade, waarin niets over filantropie stond en waar onduidelijk bleef wat er precies met ‘beschaafd’ werd bedoeld. Bovendien was er veel veranderd sinds 1872, toen de vereniging was opgericht. Met werk in het eigen levensonderhoud voorzien was voor vrouwen tegenwoordig geen schande meer, en werkgever en werknemer stonden nu als gelijken tegenover elkaar. Daarom werd het tijd een nieuwe manier van opereren te ontwikkelen die de vereniging tot grotere bloei kon brengen. Dat was hoogstnoodzakelijk, want in het werk van Tesselschade lag de kern der vrouwenbeweging: vrouwenarbeid.15

Ook deze poging tot samenwerking ongeacht standsverschillen, in een brede vrouwenbeweging, was dus mislukt. Maar Drucker hield vol. Een jaar later, begin 1895, meldde ze in Evolutie dat er op de internationale tentoonstelling die in 1897 in Brussel zou worden gehouden, een gedeelte zou worden gereserveerd voor vrouwelijke kunst, industrie en nijverheid. Ze hoopte op de vorming van een vrouwencomité dat kon zorgen dat Nederland in Brussel beter voor de dag zou komen dan in Chicago, iets dat door de veel kortere afstand gemakkelijker was. Onproblematisch zou het evengoed niet zijn:

Groote offers, èn van geld èn van arbeidskracht, zullen daarvoor worden gevraagd. Zal de Nederl. vrouw zich die getroosten? Zal zij voor dit keer eens ter zijde willen stellen, haar op niets berustende kastetrots, haar persoonlijke ijdelheid? Zal zij inzien, dat dààr op die expositie niet wordt geëxposeerd Mevrouw die of die, maar wel der Nederlandsche vrouwengeest, energie, ervarenheid.

Alles zou afhangen van de samenstelling van zo’n comité:

Zoo daarin zitting zullen hebben vrouwen van alle fractiën, alle klassen, maar bovenal arbeidsters van geest en hand, is er iets tot stand te brengen, zoo daarin slechts één categorie vertegenwoordigd zal zijn, is de zaak reeds ten doode gedoemd, alvorens nog te zijn ontloken.16

De boodschap was duidelijk: met een comité dat zo eenzijdig was samengesteld als dat voor Chicago zou het niets worden. Geen standsbewuste dames met grote ego’s, maar werkende vrouwen waren nodig. Het ging erom te laten zien waartoe de Nederlandse vrouwen in staat waren en daarvoor was gezamenlijke inspanning nodig.

 

ill. 4 International Exhibition Brussels par Privat Livemont

Affiche Internationale Tentoonstelling Brussel 1897 (Henri Privat-Livemont 1897)

Het actierepertoire van de VVV omvatte meer dan opiniërende en aanmoedigende artikelen in Evolutie. In de tussentijd had Dora Schook-Haver als secretaris een aantal vrouwenverenigingen aangeschreven met de vraag of zij met het oog op de Brusselse tentoonstelling al iets hadden ondernomen.17 Ook dat was zonder resultaat gebleven en zo was er een half jaar later nog geen initiatief te bekennen. Drucker deed in Evolutie nog maar een poging: er moest nu snel een comité komen dat contact kon opnemen met het Brusselse organisatiecomité en dat bij de Nederlandse regering om steun en medewerking ging vragen, evenals bij industriëlen en andere werkgevers. Verder moesten provinciale subcommissies informatie gaan verzamelen over bestaande vrouwenarbeid én over nieuwe ideeën op dat gebied. Naast deze praktische suggesties publiceerde het blad een artikel over de onlangs in Kopenhagen geopende tentoonstelling van vrouwenarbeid, die was geïnspireerd door die in Chicago.18 Drucker eindigde met een oproep aan lezeressen die wilden meehelpen. Uiteindelijk leverde dat genoeg reacties op voor de VVV om een vergadering te beleggen, op 8 december 1895 in Amsterdam. De opkomst viel tegen, maar drie vrouwen bleken bereid samen een voorlopig comité te vormen. In reactie op het verslag van die vergadering in Evolutie kreeg Schook-Haver vervolgens een brief van drie vrouwen uit Groningen, nadrukkelijk buiten de Groningse vereniging ‘de Vrouwenbond’ om, ook al waren twee van hen bestuursleden daarvan. Zij schreven dat ze al een tijd aan de slag waren met de actiepunten die Drucker in de zomer had opgenoemd: ze hadden contact gelegd met de Brusselse organisatie en met de Inspecteurs van Arbeid in Nederland. Verder waren ze bezig vrouwen te interesseren voor een te vormen comité. Evolutie meldde dat vervolgens, met de opmerking dat de VVV dit graag eerder had gehoord maar dat ze erop vertrouwde dat de twee drietallen samen tot afspraken konden komen.19

 

ill. 5 Kopenhagen afd. literatuur

Afdeling Literatuur, Vrouwententoonstelling Kopenhagen 1895 (fotograaf onbekend, Illustreret Tidende 21-7-1895)

Die samenwerking kwam echter niet tot stand, misschien doordat Jeltje de Bosch Kemper meteen een offensief begon om de drie Groningse vrouwen de pas af te snijden – een offensief dat ze tot in 1898 zou voortzetten. In een stuk in De Huisvrouw keerde zij zich tegen een inzending van producten van vrouwenarbeid naar Brussel. Volgens haar was het voldoende om tabellen op te sturen die een overzicht gaven van het werk dat vrouwen verrichtten. De redactie van Evolutie (dit keer lijkt Dora Schook-Haver de pen te hebben gevoerd) reageerde:

Eén vitrine met producten van den arbeid, zoo men geen geld genoeg bij elkaar kan krijgen om eenige vrouwen op de tentoonstelling zelf dezen of genen arbeid te laten verrichten, ééne vitrine […] vermag oneindig veel meer dan een tafel, dan een kast, dan een heele bibliotheek vol tabellen en registers.

Bovendien:

voor de vrouw komt het er wel degelijk op aan dat zij toone wat zij kan, en in oogenschouw neme wat anderen hebben verricht, aan de eene zijde om te logenstraffen het zoo vaak beweerde: de vrouw is voor dit niet geschikt en voor dàt niet te gebruiken, aan den anderen kant om van het betere in de buren – ’t zij deze vrouwen zijn of mannen – over te nemen en zich dat eigen te maken.20

Of het bestrijden van gevestigde vrouwbeelden ook was wat de drie Groningse vrouwen toen voor ogen stond is niet duidelijk. Wel waren zij ongetwijfeld door de oppositie van De Bosch Kemper tegen een inzending naar Brussel in het nauw gebracht. De Vrouwenbond onderhield namelijk nauwe betrekkingen met het Comité tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland en juist in die tijd had het bestuur besloten mee te doen met het plan van De Bosch Kemper om een nieuw blad op te richten. Dat blad moest gaan concurreren met het financieel noodlijdende Evolutie, dat had geprobeerd de steun van zoveel mogelijk vrouwenverenigingen te krijgen om te kunnen uitgroeien tot het centrale blad van de vrouwenbeweging in al haar schakeringen. De keuze van de Vrouwenbond was er daarmee een vóór het Comité en tegen Evolutie, en dus tegen Drucker en Schook-Haver.21

Een nationale tentoonstelling

In het voorjaar van 1896 leek de ondanks alle onderlinge verschillen samenwerkende vrouwenbeweging die Wilhelmina Drucker zich had voorgesteld, verder weg dan ooit. Geen gezamenlijk blad, geen breed gedragen beweging voor vrouwenkiesrecht en geen begin van samenwerking op het terrein dat volgens haar de kern van de vrouwenbeweging was: vrouwenarbeid. Totdat er toch iets gaande bleek. De drie Groningse vrouwen hadden weliswaar het door Drucker geopperde plan laten varen, maar waren van een inzending naar Brussel overgestapt naar het idee van een eigen tentoonstelling in Nederland, naar Kopenhaags voorbeeld. Die zou moeten worden gehouden in 1898, het jaar van de troonsbestijging van de jonge koningin Wilhelmina. Ze hadden twee vrouwen uit Den Haag en twee uit Amsterdam bereid gevonden mee te doen, waarna dit zevental een vergadering op 21 mei 1896 in Utrecht had uitgeschreven.22 Voor die vergadering was de VVV niet uitgenodigd, Jeltje de Bosch Kemper en enkele van haar medestandsters wel. Toen daar het tentoonstellingsplan in stemming werd gebracht, stemden De Bosch Kemper en vijf anderen tegen en de overige 21 aanwezigen vóór. Met een veel kleinere meerderheid van veertien tegen twaalf viel het principebesluit om – net als in Chicago – alles door vrouwen te laten uitvoeren, bij wijze van leerschool en om hun organisatietalent te kunnen demonstreren.23 Dit maakte het plan veel radicaler, want zó zouden de organiserende vrouwen de publieke aandacht meer op de eigen prestaties vestigen dan als ze het in samenwerking met mannen zouden uitvoeren. wdf kopenhagen zegel bord

Zegel Vrouwententoonstelling Kopenhagen 1895, ontwerp Agnes Slott-Møller

Porseleinen bord (Royal Copenhagen), toegekend als hoofdprijs, Vrouwententoonstelling Kopenhagen 1895

De VVV had alleen bij geruchte van die vergadering gehoord en zo kwam het dat Evolutie pas half juni over het plan berichtte. Er was kennelijk een circulaire verspreid onder ‘persorganen van allerlei kleur en richting’, maar haar redactie had niets ontvangen. Dat moest wel een ‘post-abuis’ zijn, ‘want aan opzettelijk niet-toezenden mogen wij niet denken’, aangezien een paar van de initiatiefneemsters nog steeds op Evolutie waren geabonneerd.

Nog leelijker zou het wezen, als wij veronderstelden, dat menschen die het zoo grootsche plan in zich omdragen een tentoonstelling te organiseeren, kleinzielig genoeg konden zijn ons te passeeren, omdat van ons is uitgegaan de eerste wenk tot het vormen van eene Hollandsche afdeeling op de in 1897 te houden Brusselsche tentoonstelling, en de Groningsche dames welke thans zitting hebben in het Comité dat initiatief van ons overnamen, doch geen succes behaalden op haar pogen.

De redactie hoopte van harte dat er nu meer steun in geld en talent zou zijn dan toen:

Misschien werkt het nationaal meer op de mildheid der gegoede Nederlanders dan het internationaal; zeer zeker is er door de dames gerekend op de Oranje-liefde, door het kroningsjaar van onze aanstaande Koningin de voorkeur te geven.24

En als teken dat ze het initiatief wel degelijk wilde steunen, vermeldde de redactie ook de namen van de leden van het voorlopige comité. Een week later kon ze melden dat het probleem van de niet ontvangen circulaire inderdaad bij de posterijen had gelegen en dat het comité opnieuw een exemplaar van de circulaire had opgestuurd. Ze citeerde er ruim uit en besloot met de wens dat het initiatief een succes zou worden:

Groot een overwinning toch zou het zijn, zoo de Nederl. vrouw door aanschouwelijk onderwijs den volke leerde, dat zij nog tot iets meer in staat is dan huiselijken arbeid, haar geest zich ook nog verder uitstrekt dan de vier muren van eigen verblijf.25

Daarmee gaven Drucker en Schook-Haver de organisatrices meteen mee wat het doel van het plan zou moeten zijn, namelijk laten zien dat vrouwen meer capaciteiten hadden dan nodig waren om het huishouden doen. Beiden waren ook aanwezig op de vergadering die op 26 juni 1896 in Amersfoort voor geïnteresseerden was belegd en waar het concept van statuten en huishoudelijk reglement van de op te richten Vereeniging Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid werd besproken. Ze deden actief mee aan de discussie, vooral waar het erom ging de financiële drempel voor het lidmaatschap zo laag mogelijk te houden. Tevergeefs: de jaarlijkse contributie bleef gehandhaafd op 5 gulden (in koopkracht vergelijkbaar met zo’n € 175 nu).26

Buiten Drucker om had haar eerdere vergeefse aandringen op deelname aan twee internationale tentoonstellingen nu toch tot een resultaat geleid: een nieuw plan dat in snel tempo vaste vorm kreeg. Weliswaar ontbrak de internationale dimensie, maar daartegenover stond een veel grotere omvang. ‘Groots’ was dan ook het woord dat er in Evolutie regelmatig voor werd gebruikt. Maar wat moest de opstelling van de VVV nu verder zijn? Die vraag kwam aan de orde in de huishoudelijke vergadering van 9 september 1896 waar aansluiting bij de Vereeniging Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid op de agenda stond. Sommige leden vonden dat lidmaatschap onnodig, omdat toch al bekend was dat de VVV van oudsher voorstandster was van ‘de verheffing der vrouw door economische onafhankelijkheid’, het radicale feministische streven dat in VVV-ogen het doel van de tentoonstelling diende te zijn. Anderen voerden aan dat zij als ‘oudste strijdster’ wel verplicht was mee te werken ‘naar de mate harer krachten’, en aldus werd besloten.27 Later zou blijken dat de VVV niet als vereniging lid kon worden omdat ze nooit koninklijke goedkeuring van haar statuten had aangevraagd. Daarom werd besloten dat Schook-Haver als persoon lid zou worden.28 Zij bleef zodoende op de hoogte, maar de VVV bleef buiten de organisatie van de eigenlijke tentoonstelling. Overigens zou dat later niet gelden voor de congressenserie tijdens de tentoonstelling, maar dat is een ander verhaal.

Bij al haar principiële steun voor het tentoonstellingsplan bleef de redactie van Evolutie proberen de koers bij te sturen. Zo bestreed Drucker het pleidooi van De Huisvrouw dat alle filantropische vrouwenverenigingen, zoals Tesselschade en het Rode Kruis, ook zouden moeten meedoen. Volgens haar zou de hele tentoonstelling namelijk mislukt zijn als die vooral zou laten zien ‘dat de vrouw zoo bijzonder, zoo schier uitsluitend geschikt is voor onbetaalden arbeid, voor gevoel-, hart-, zenuw-, naastenliefde-sport.’ Ze vertrouwde erop dat het bestuur van de Vereeniging Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid alles wat daarnaar neigde zoveel mogelijk zou weren en de economische onafhankelijkheid van vrouwen voorop zou stellen door

te doen uitkomen, te bevorderen en aan te moedigen al dien arbeid, welke de vrouw maakt tot zelf-denkend, zelf-handelend, zich-zelf-onderhoudend, productief mensch in de maatschappij.29

In december, in een terugblik op de ontwikkelingen van 1896, typeerde Schook-Haver het project in soortgelijke termen, als

een grootsch en veelomvattend plan, dat gewis leiden moet tot het leeren kennen van de leemten, tot de eerste stap om die leemten te kunnen aanvullen, tot der vrouw een betere vakopleiding te verschaffen en tot, door het haar laten verrichten van betaalden arbeid, haar zelfstandigheid te waarborgen, opdat zij tevens ook worde de economisch gelijke van den man.30

 ill. 8 brochure Jungius

Marie Jungius, Een woord over de voorgenomen Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (’s-Gravenhage 1896)

Drie weken later kon ze met instemming schrijven over de rede van Marie Jungius, de Scheveningse hoofdonderwijzeres die inmiddels de organisatorische spil van de tentoonstelling was geworden. Jungius betoogde daarin ‘wat wij ook immer hebben beweerd’, namelijk ‘dat arbeid is de quintessence der vrouwenkwestie, dat alleen economische onafhankelijkheid haar kan waarborgen haar vrijheid’.31 Het was de redevoering die Jungius in verschillende plaatsen in het land zou houden en die, om in alle windstreken steun te verwerven voor het plan, ook als brochure werd uitgegeven en verkocht.32

Betaalde arbeid zichtbaar maken

Wilhelmina Drucker kon alles bij elkaar tevreden zijn met het tentoonstellingsplan zoals dat er begin 1897 lag. Het brede samenwerkingsverband dat nodig was om het daadwerkelijk te realiseren moest op dat moment nog gestalte krijgen, maar de vleugel van de vrouwenbeweging die elk activisme afwees, had het pleit verloren. Aan de andere kant was de VVV buiten de tentoonstellingsorganisatie gehouden, maar hoe rouwig Drucker daar precies om was is niet duidelijk. Hoe dan ook, de impuls voor de vrouwenbeweging waar zij al zo lang op hamerde, begon zich af te tekenen. Het feministische oogmerk dat zij ermee had was radicaal: het normaliseren van betaalde beroepsarbeid, alle soorten arbeid, waardoor alle vrouwen, ook gehuwde, economisch onafhankelijk konden worden. Die arbeid tentoonstellen zou aan een groot publiek laten zien dat vrouwen alles behalve zwak en dom waren, en voor veel meer geschikt dan het huishouden. En de tentoonstelling zou vrouwen die zich tot dan toe hadden neergelegd bij de bestaande ordening van de maatschappij, kunnen inspireren om hun leven een nieuwe wending te geven.

 

Noten

1 In de uitvoerigste publicatie over de tentoonstelling: Maria Grever en Berteke Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998), wordt de cruciale rol van Drucker in het voortraject niet belicht, evenmin als het feministische doel dat ze erbij voor ogen had.
2 Myriam Everard en Mieke Aerts, ‘Forgotten intersections'. Wilhelmina Drucker (1847-1925), early feminism, and the Dutch-Belgian connection’, Revue Belge de Philologie et d’Histoire /Belgisch tijdschrift voor filologie en geschiedenis 77 (1999), 440-472.
3 Julie Carlier, ‘A forgotten instance of women’s international organizing. The transnational feminist network of the Women’s Progressive Society (1890) and the International Women’s Union (1893-1898)’, in: Oliver Janz en Daniel Schönpflug (red.), Gender history in a transnational perspective. Networks, biographies, gender orders (New York/Oxford 2014), 80-81.
4 De Huisvrouw 17-10-1891 en 19-12-1891.
5 De Huisvrouw 16-1-1892.
6 Evolutie 7-2-1894.
7 Het meest complete verslag is te vinden in Het Nieuws van den Dag 13-1-1893; de in het Engels vertaalde versie van het rapport (maar zonder de bijlagen) is ‘Woman’s work in the Netherlands’, Archief Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898, inv.nr. 359, collectie IAV in Atria. Of er ook een Nederlandstalige versie bewaard is gebleven, is onbekend.
8 ‘Van uit den vreemde’, Evolutie 3-5-1893.
9 Een baan bij de tentoonstelling lijkt de reden van het verblijf van de toen 24-jarige Joh.M.Chr.S.G. Schmidt in Chicago, maar details ontbreken. Twee jaar eerder had ze bij de bevolkingsregistratie als beroep ‘telegrafiste’ opgegeven. Haar verslagen zijn geschreven met vlotte pen en verraden schrijfervaring.
10 J.S., ‘Mrs. Potter Palmer’s oordeel over de Hollandsche vrouwen’, Evolutie 28-12-1893. In Grever en Waaldijk, Feministische openbaarheid, 30-31, is dit artikel onjuist gedateerd.  
11 ‘Schildpadden-taktiek’, Evolutie 4-1-1894.
12 Ulla Jansz, ‘Vrouwenkiesrecht als omstreden kwestie onder Nederlandse feministen, 1870-1900’, De moderne tijd 1 (2017), 290, 295-296.
13 ‘Aan allen, die verbetering wenschen in den maatschappelijken en in den rechtstoestand der vrouw in Nederland’, Archief Vereeniging tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw, inv.nr. 12, collectie IAV in Atria.
14 ‘Binnen de grenzen’, Evolutie 6-12-1893.
15 J.D.B.K., ‘Ingezonden’, Evolutie 13-12-1893; Red., ‘Nog eens “Tesselschade”’, Evolutie 28-12-1893.
16 ‘Van uit den vreemde’, Evolutie 3-1-1895.
17 Brief 11-4-1895 van Th.P.B. Schook-Haver aan Bestuur De Vrouwenbond, Archief Vereeniging ‘De Vrouwenbond’ Groningen, inv.nr. 35, collectie IAV in Atria.
18 ‘De vrouw op de wereldtentoonstelling te Brussel’ en ‘Vrouwenarbeid’, Evolutie 24-7-1895.
19 ‘Binnen de grenzen’, Evolutie 11-12-1895 en 18-12-1895; brief 14-12-1895 van H. Dull, C.A. Worp-Roland Holst en C.G. Pekelharing-Doyer aan Th.P.B. Schook-Haver, Archief Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898, inv.nr. 359A, collectie IAV in Atria; notulen bestuursvergadering 4-10-1895, Archief Vereeniging ‘De Vrouwenbond’ Groningen, inv.nr. 1, collectie IAV in Atria.
20 ‘Tentoonstellingen’, Evolutie 3-1-1896.
21 Marianne Braun en Ulla Jansz, ‘Geen beschaafd vrouwenblad’ (11-5-2016); notulen bestuursvergadering 23-11 en 18-12-1895, Archief Vereeniging ‘De Vrouwenbond’ Groningen, inv.nr. 1, collectie IAV in Atria.
22 ‘Vergaderingen’, Evolutie 4-10-1899; H.P.D., ‘Voorgeschiedenis van het ontstaan der Vereeniging Nationale tentoonstelling van Vrouwen Arbeid’, Hilversum 5-7-1923, Archief Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898, inv.nr. 4, collectie IAV in Atria.
23 Notulen 21-5-1896, Archief Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898, inv.nr. 2, collectie IAV in Atria.
24 ‘Binnen de grenzen’, Evolutie 17-6-1896.
25 ‘Binnen de grenzen’, Evolutie 24-6-1896.
26 Notulen 26-6-1896, Archief Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid 1898, inv.nr. 2, collectie IAV in Atria; ‘Waarde van de gulden versus de Euro’.
27 ‘Vergaderingen’, Evolutie 16-9-1896.
28 ‘Vergaderingen’, Evolutie 3-2-1897.
29 ‘Binnen de grenzen’, Evolutie 15-7-1896.
30 Th. Sch. H., ‘Terugblik’, Evolutie 30-12-1896.
31 Th. Sch. H., ‘De tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898’, Evolutie 20-1-1897.
32 Marie Jungius, Een woord over de voorgenomen Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (z.p. 1897).

Aanvullende informatie

  • Gepubliceerd: 4 juni 2024
Laatst aangepast: 20 juni 2024