De schilderes Betsy Repelius (1848-1921) en de arts Marie du Saar (1860-1952) hadden aanvankelijk de bedoeling om in het in 1890 gebouwde grote huis aan de Amsterdamse Vondelstraat samen te blijven wonen en daar elk hun beroep uit te oefenen. Dat plan liep echter spaak toen Marie du Saar – de eerste vrouw die aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde – een musicus ontmoette, met hem trouwde en de wereld introk. Hoe Betsy Repelius zich daarna dapper in haar lot schikte is te lezen in de brieven aan haar vriendin, waarin zij wekelijks verslag deed van haar wel en wee. Die brieven vormen een uitzonderlijk document, en niet alleen van haar eigen dagelijks leven als traditioneel kunstenaar. Ze had namelijk een groot netwerk van – meestal ongehuwde – vrouwen die net als zij een zelfstandig beroepsleven leidden. Zodoende geven haar brieven meteen ook een beeld van het alledaagse bestaan van de eerste generatie van professionele vrouwen in Nederland. De uitgave van Betsy Repelius, Brieven aan Marie du Saar, 1891-1911, bezorgd door Tineke van Loosbroek en Jan de Vries, is daarmee een aanwinst voor de geschiedenis van werkende vrouwen – en natuurlijk ook voor de kunstgeschiedenis.
Het boek, dat is voorzien van een groot aantal illustraties, is begin mei 2021 verschenen bij Uitgeverij Verloren. De WDF subsidieerde een deel van de productiekosten.