De visie op Renate Rubinsteins verhouding tot het feminisme is jarenlang geleid door de verontwaardiging die haar Hedendaags feminisme (1979) – een bundeling van haar kritiek op de vrouwenbeweging van toen – onder feministen van toen wekte. Die was zo heftig, dat Rubinstein tot op heden in de geschiedschrijving van de tweede feministische golf geheel ontbreekt.
Maar daar is verandering in aan het komen. In de recente documentaire van David de Jongh, Tamar. De waarheden van Renate Rubinstein (2022) konden we niet alleen zien hoe Rubinstein al in 1963, dus ruim vóór Joke Kool-Smits ‘Het onbehagen bij de vrouw’ (1967) dat algemeen wordt gezien als het startschot van de tweede feministische golf, glashelder haar ‘onbehagen bij de vrouw’ verwoordde. Ook konden we horen dat zij voor feministe Hedy d’Ancona ‘een rolmodel’ was, ‘iemand op wie je zou willen lijken’. En nog recenter koos feministe Jolande Withuis een citaat uit Rubinsteins Hedendaags feminisme als motto voor haar bundel Vrouw en vrijheid (2023).
We kunnen dan ook alleen maar reikhalzend uitzien naar de biografie die Hans Goedkoop weer met vernieuwde kracht ter hand genomen heeft. Zeker ook omdat die een genealogie van Rubinsteins feminisme én een herwaardering van haar complexe verhouding tot sekse en gender, mannen en vrouwen, en de vrouwenbeweging belooft.
De WDF steunt dit project met een bijdrage aan de onderzoekskosten