Henriette Cohen
Ter herinnering
Eenige momenten uit het begin der „Vrouwenbeweging.”
De V. V. V. was opgericht naar aanleiding van een in den zomer van 1889 in „Frascati” gehouden meeting, ter propageering van een wet op den leerplicht.
En, och arme! Wij dachten knusjes, zonder ruchtbaarheid, voor de belangen der vrouw te kunnen opkomen.
Maar wij hadden buiten den waard (in dit geval in de persoon van een reeds lang gestorven journaliste) gerekend, die, lid geworden, de vergaderingen bij woonde en daarvan belachelijke verslagen aan de pers zond.
Doch wij hadden A gezegd en moesten B zeggen en gingen verder.
Eerste moment.
Ik geloof het was in Februari 1890, dat de Ver. tot verh. v/h Zed. bewustzijn in datzelfde „Frascati” een groote meeting belegde, omtrent het „onderzoek naar het vaderschap”, met niemand minder als spreker dan Ds. Pierson uit Zetten. Wat er gesproken is weet ik niet meer, maar wel herinner ik mij Mevr. Drucker, debatteerende, hoog opgericht, bleek als een lijk, met een stem bijna verstikt door emotie.
Men bedenke: een eivolle zaal met meest geestverwanten van den spreker en daarin voor het eerst in Nederland een vrouw in debat met een gevierd redenaar, wat dat in die dagen beteekende.
Tweede moment.
Naar aanleiding dezer meeting werd besloten dat de V. V. V. een openbare vergadering zou beleggen, met hetzelfde onderwerp, met 2 sprekers en een spreekster.
Zeker weet ik, dat een der sprekers wijlen de Heer F. Domela Nieuwenhuis was, naar ik meen was de 2e spreker de Heer D. de Clercq. Spreekster was mijn overleden zuster, toen Mej. G. Cohen. Mevr. Drucker zou natuurlijk presideeren. De vergadering was bepaald op 20 Mei, te houden in het toenmalig vergaderlokaal „Plancius”.
Maar voor den 20sten Mei kwam 1 Mei, de dag waarop de eerste meeting gehouden werd ter propageering van den 8-urigen werkdag.
Een eivolle zaal in zeer groote spanning, want de toenmalige Parkschouwburg zat vol met politie en het garnizoen was in de kazerne geconsigneerd.
Spreker van dien avond was de aangebeden volksleider, de Heer Domela Nieuwenhuis, en voor den vorm werd na afloop der rede gevraagd (want wie zou met hem durven debatteeren ?), of er iemand in debat wilde treden, en Mevr. Drucker antwoordde: jawel, mijnheer de voorzitter: en weer hoog opgericht, weer bleek met helderklinkende stem, maakte zij haar tegenwerpingen. Dat was in die dagen in dien kring weinig minder dan Majesteitsschennis.
Het gevolg hiervan was, dat de Heer D. N. als spreker bedankte, maar wijlen mijn zuster schreef hem dat hij, die toen Schoterland in de 2e Kamer vertegenwoordigde, denken moest aan het Friesche spreekwoord : „Sissen is neat, mar dwaen is en ding”; hetwelk vrij vertaald luidt: woorden zijn niets, daden bewijzen, waarop het antwoord kwam dat hij zou spreken.
Maar nu waren wij er nog niet.
Nog zie ik op Hemelvaartsdag Mevr. Drucker met haar moeder bij ons binnentreden (er waren geruchten gegaan dat onze vergadering in de war gestuurd zou worden) en een bestuurslid had bericht dien avond niet te kunnen komen, daar haar man gedreigd had, haar met politie achter de bestuurstafel vandaan te laten halen. Wat moeten wij nu beginnen? Het is beter de vergadering niet te laten doorgaan.
Wat is dat? Zegt U dat? antwoordde mijn zuster, moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden, de vergadering moet doorgaan ! En zij ging door en werd een volledig succes. Het publiek luisterde aandachtig als in een kerk en de verslagen in de bladen trachtten niets belachelijks te maken; bovenal het dagblad „De Amsterdammer”, wiens verslaggever, wijlen de Heer Geerke, een zeer goed verslag gaf en die trachtte de caricatuurverhalen, die omtrent de V. V. V. in omloop waren, den kop in te drukken.
En nu een herinnering, die een denkbeeld geeft omtrent den moed en volharding reeds in die dagen door Mevr. Drucker getoond.
Zij en mijn zuster zouden in Rotterdam ter propaganda spreken.
Het latere Kamerlid, wijlen de Heer Helsdingen, had zich met de regeling belast.
Eén dag voor de vergadering kwam een toen bekend propagandist, de Heer J. A. Fortuin, bij Mevr. Drucker en zei : „Gaat LI toch niet naar R’dam, daar hebben ze Louise Michel bijna gesteenigd, het R’damsche publiek is zeer lastig”.
Zonder er iets van aan mij of mijn zuster te vertellen, gingen zij er heen en ’s avonds, toen ik haar moeder gezelschap hield, vertelde die het mij.
Wij waren beiden zeer ongerust, maar kregen nog ’s avonds laat een telegram: Vergadering geslaagd, volledig succes.
Zoo waren in die dagen de moeilijkheden voor Mevr. Drucker en voor haar die met haar streden. De jongeren kunnen zich daar geen denkbeeld van vormen.
Laten zij, en ook wij ouderen, haar moed en volharding trachten nabij te komen, dan eeren wij haar nagedachtenis op de waardigste wijze.
A’dam, Dec. ’25.
Ik putte uit mijn herinnering, gegevens stonden mij niet ten dienste.