In 1917 kreeg Wilhelmina Drucker ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag een portret aangeboden dat Truus Claes, een op dat moment beginnende kunstenares, van haar gemaakt had. Deze gebeurtenis werd destijds uitgebreid besproken in verschillende kranten. Merkwaardig genoeg is sindsdien niets meer over het schilderij vernomen; het lijkt spoorloos te zijn verdwenen. Myriam Everard en Ulla Jansz van de Wilhelmina Drucker Fundatie vragen zich al jaren af waar het kunstwerk zich nu bevindt en hebben ons gevraagd om op onderzoek uit te gaan. Wij plozen diverse onderzoekstheorieën uit en doken de archieven in: van het Stadsarchief in Amsterdam, de Koninklijke Bibliotheek en het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in Den Haag tot de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België en het Groningse Spijk. Steeds met dezelfde vraag voor ogen: Waar is het portret van Wilhelmina Drucker gebleven?
30 september 1917
Op 30 september 1917 werd Wilhelmina Drucker zeventig jaar. Deze mijlpaal wilde men in de kringen rondom Drucker niet ongemerkt voorbij laten gaan. Een speciaal voor deze verjaardag gevormd comité organiseerde een huldebetoon in het chique Amsterdamse American Hotel aan het Leidseplein. Elke belangstellende ‘man én vrouw’ kreeg de gelegenheid om ‘mevrouw Drucker de hand te drukken’.1
Volgens de verschillende kranten was de middag een groot succes. De Telegraaf schreef de volgende dag:
De uitnoodiging heette te zijn voor de te houden „receptie". Maar op een „receptie" pleegt minder echt-gevoelde vriendschap en ongetwijfeld minder ontroerende geestdrift tot uiting te komen dan we gistermiddag in de marmeren zaal van het American-Hotel mochten waarnemen. Daarom spreken we van een huldiging.2
De jarige werd overstelpt met gelukwensen en bloemstukken van de talloze verenigingen en organisaties waar ze aan verbonden was. Markante figuren als portretschilderes Thérèse Schwartze en de sociaal-anarchist Ferdinand Domela Nieuwenhuis maakten eveneens hun opwachting om Drucker eer te bewijzen. Domela Nieuwenhuis roemde haar flinkheid in de strijd die zij had geleverd voor ‘de vrijmaking der menschheid’.3 Niet alleen de aanwezigen waren het erover eens, maar ook de journalisten waren opvallend gelijkgestemd: hier werd een grote vrouw groots gehuldigd.
Receptie ter gelegenheid van Wilhelmina Druckers zeventigste verjaardag, Amsterdam, 30 september 1917. Truus Claes zit in het midden achter de liggende vrouw met de gestreepte jurk. Ze draagt een donkere blouse afgezet met wit kant. Foto Holland; collectie IAV in Atria (archief Marie Rutgers-Hoitsema).
Het moment suprême was de aanbieding van het door Truus Claes geschilderde portret van Drucker geweest:
Mevrouw Beyllonse-Peyra was het die bij den aanvang der receptie namens het huldigingscomité en namens de vele vereerders van mevrouw Drucker met een korte, hartelijke toespraak, waarin zij wees op het vele dat de vrouwenbeweging aan mevrouw Drucker te danken heeft, het portret aanbood. De schilderij toont mevrouw Drucker in zittende houding, gekleed in visitetoilet, op het corsage een prachtige camée. Met enkele woorden dankte mevrouw Drucker voor dit geschenk.4
Drucker had in de maanden vooraf geposeerd voor het portret. Van dit tafereel is een foto overgeleverd, net als van het moment dat het schilderij in ontvangst werd genomen. Op beide foto’s is de in verf vereeuwigde Drucker goed te herkennen. Ze zit aan haar bureau en kijkt de toeschouwer recht aan. Een groots cadeau voor een belangrijke vrouw, maar wat was de achterliggende gedachte van het geschenk? Drucker was wars van ijdeltuiterij en zal het schilderij niet in ontvangst hebben genomen om het boven haar dressoir te hangen. Na het overlijden van Wilhelmina Drucker in 1925 is het dan ook niet terug te vinden in de boedelbeschrijving, dat geldt eveneens voor haar testament dat zij al in 1920 had laten opstellen.5 Het huldigingscomité moet een andere bestemming voor ogen hebben gehad, maar welke?
In krantenberichten wordt het schilderij na 1917 niet meer genoemd, terwijl groot en klein nieuws rondom Drucker tot aan haar dood in 1925 wel de kranten haalt. Ook daarna wordt er zo nu en dan over haar bericht, in ieder geval tot in 1939, als zij in Amsterdam een standbeeld krijgt. Je zou Drucker voor die tijd best een bekende Nederlander kunnen noemen. Dus als haar portret bij een publieke instelling zou zijn ondergebracht, had dat hoogstwaarschijnlijk een vermelding in de media opgeleverd. Zekerheid hierover hebben we echter niet, dus wat is een logische plek om de zoektocht naar het schilderij te beginnen? Myriam Everard wees ons in de richting van het Stedelijk Museum Amsterdam.
Buste van Theodore Haver (1857-1912), door Jo Schreve-IJzerman, 1914. Collectie Amsterdam Museum.
Portret van Aletta Jacobs (1854-1929), door Isaac Israëls, 1919. Collectie IAV in Atria.
Stedelijk Museum Amsterdam & Amsterdam Museum
Het portret is een vrij monumentaal stuk. Het is niet onwaarschijnlijk dat het schilderij aan Drucker werd aangeboden met het idee om het uiteindelijk aan een museum of culturele instelling aan te bieden. Er zijn twee gebeurtenissen die dit vermoeden ondersteunen. Druckers ‘tweelingzuster in de geest’ Theodore Haver werd in 1914, twee jaar na haar dood, door de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht geëerd met een marmeren portretbuste, gemaakt door de beeldhouwster Jo Schreve-IJzerman.6 Haar vriendinnen hadden dit borstbeeld vervolgens aangeboden aan het gemeentebestuur met de wens om het te laten opnemen in de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. Deze wens werd ingewilligd, maar het beeld werd vervolgens zonder context tentoongesteld. In een artikel naar aanleiding van Druckers zeventigste verjaardag deed een voormalige medestrijdster in het Bataviaasch Nieuwsblad uit de doeken waarom dit zo was geweest. Tijdens een bezoek aan het Stedelijk Museum had de zaalwacht haar uitleg gegeven:
‘Och, ziet u, dat doen ze niet, omdat ze van „Vrouwenkiesrecht" was. Eerst wouden ze haar helemaal niet hebben, want dat vrouwenkiesrecht, nou, dat kan ze gestolen worden.’7
De schrijfster van het artikel concludeerde vervolgens
dat er nog zoo héél veel niet veranderde; dat alleen de oppervlakte zich gewijzigd heeft, maar dat de kern dezelfde bleef; de kern, die Mina Drucker nu reeds zooveel jaren geleden trachtte uit te roeien?8
Theodore Haver was niet de enige die, al was het na haar dood, met deze nog altijd wijdverbreide antifeministische gevoelens te maken kreeg, Aletta Jacobs werd er eveneens door getroffen.
Mogelijk in navolging van de huldiging van Drucker was ook zij op initiatief van een huldigingscommissie geportretteerd en wel door niemand minder dan de schilder Isaac Israëls.9 Hij maakte in de periode 1919-1920 maar liefst zes portretten van haar. De huldigingscommissie had het Rijksmuseum benaderd en de toenmalige hoofddirecteur jhr. Barthold van Riemsdijk was in eerste instantie enthousiast, maar het was uiteindelijk de minister van Onderwijs Johannes de Visser (CHU) die er een stokje voor stak. Hij liet via Van Riemsdijk weten dat het museum niet mocht worden gebruikt voor propaganda ‘van welken aard dan ook’, waar nog aan werd toegevoegd: ‘Wie thans beroemd is of bekend genoemd wordt, is het wellicht over 30 jaar niet meer.’10 En daarmee was de kous af. In 2019 publiceerde schrijfster Jessica Voeten een mooie reconstructie van de hele episode in De Groene Amsterdammer. Wederom was het feminisme een struikelblok gebleken voor officiële erkenning van een voorvechtster van de beweging.
Was bij het onderbrengen van het schilderij van Drucker iets vergelijkbaars aan de hand geweest? Het is geen gekke veronderstelling dat haar huldigingscomité voor ogen had om Haver en Drucker in het Stedelijk Museum met elkaar te verenigen. Het is hierbij goed om te bedenken dat de collectie van het Stedelijk Museum qua inhoud destijds nog niet de vorm had aangenomen zoals wij die nu kennen. Het museum was aan het begin van de twintigste eeuw meer een verzamelplek van talloze objecten die in stijlkamers werden gepresenteerd aan het publiek.11 Vanaf de jaren twintig werd er flink gesnoeid in de bestaande collectie en vanaf 1926 werd het historische deel ondergebracht bij het Amsterdams Historisch Museum (vanaf 2010 het Amsterdam Museum). Hoewel de theorie over het Stedelijk Museum zeer aannemelijk is, hebben wij in de archieven geen bewijs kunnen vinden dat het schilderij van Truus Claes in 1917 of daarna aan het Stedelijk is aangeboden. In de notulen van de vergaderingen van de Commissie van Toezicht wordt over een mogelijke aanbieding in ieder geval met geen woord gerept. Ook in de archieven van de gemeente duikt het schilderij niet op. Wel dient vermeld te worden dat het archief van het Stedelijk Museum de nodige hiaten bevat, waaronder in de voor ons onderzoek meest cruciale periode van 1917-1925, en met name in het bestuursarchief.
Verschillende medewerkers van het Stedelijk Museum hebben daarom de relevante archieflijsten nog eens grondig gecheckt, maar helaas zonder resultaat. Bart Koekoek, medewerker collectieregistratie, schreef ons in de zomer van 2020:
Ik vrees dat ik je hier niet echt mee kan helpen. De schilderijencollectie van het Stedelijk is al lang geheel in kaart gebracht; Truus Claes komt in onze database niet voor. Van 20 schilderijen is de kunstenaar niet bekend, maar het schilderij dat je zoekt zit daar zeker niet bij. Het zou heel goed kunnen dat dit schilderij ooit bij het Stedelijk is aangeboden, maar ik heb geen enkele aanwijzing kunnen vinden dat het inderdaad ooit bij ons in collectie geweest is; ook de voormalige collectie is gedocumenteerd.12
Hij voegde daar nog aan toe dat de documentatie uit die periode nogal schaars is, maar dat op de depot-inventarissen die het Stedelijk Museum vanaf de jaren dertig bijhield evenmin een spoor van een werk van Claes is te vinden.
Wel hebben we nog onderzocht of het kunstwerk – voor het gemak aannemend dat het wél bij het Stedelijk Museum is terechtgekomen maar dat de overdracht niet is gedocumenteerd – tijdens de splitsing van de collectie van het Stedelijk Museum in de collectie van het Amsterdams Historisch Museum beland is. Annemarie de Wildt, historicus en curator van het Amsterdam Museum, ging voor ons op onderzoek uit, maar helaas, in haar verslag aan ons liet ze weten: ‘Heb bij iedereen die het zou kunnen weten gevraagd maar helaas, bij ons is het niet.’13 Daarmee blijkt deze theorie grotendeels ontkracht. Tevens moet in ogenschouw worden genomen dat Claes geen Israëls was, en in 1917 nog maar net aan haar schildercarrière was begonnen. Het kan dus ook zo zijn dat, mocht het schilderij al aan het Stedelijk Museum zijn aangeboden, het op basis van kwaliteit of met het argument van simpelweg ‘niet passend in de collectie’ is geweigerd. Zonder concrete bronnen blijft deze redenering slechts giswerk. In ieder geval lijkt het door het ontbreken van een verwijzing in het archiefmateriaal vrij onwaarschijnlijk dat het portret van Drucker bij deze twee Amsterdamse musea is beland. Maar waar is het dan wel terechtgekomen? Wij besloten de sporen van de schilderes van het werk te volgen. Wellicht dat Truus Claes ons de goede richting op zou wijzen.
Truus Claes in schilderskleding, Dagblad van Noord-Brabant, 2 mei 1928.
Truus Claes (1890-1954)
In 1928 gaf Truus Claes vanuit het ‘schilderachtige dorpje’ en ‘artiesten-nest’ Linkebeek in België een interview waarin ze reflecteert op haar carrière tot dan toe.14 Ze was ondertussen een gevierd kunstenares geworden, die vooral bekendheid genoot als portret- en bloemenschilderes. De moderne stromingen als het expressionisme, het kubisme en het pointillisme waren niet aan haar besteed, maar dankzij haar talent om een treffende gelijkenis te vangen vond haar werk gretig aftrek.15 In het interview refereert ze ook enigszins dramatisch aan haar allereerste serieuze portret:
dat was de levensgroote Mina Drucker, de eerste Hollandsche suffragette van de daad, de 70-jarige, die met modder en steenen werd achterna gegooid... nu zijn wij vrouwen bijna allemaal suffragettes-van-’t woord.16
Het portret van Wilhelmina Drucker stond haar meer dan tien jaar na de voltooiing nog helder voor de geest. Ze was ook aanwezig geweest toen het in 1917 aan Drucker werd aangeboden. Claes schilderde trouwens twee portretten van Wilhelmina Drucker. Het eerste kunstwerk is het schilderij dat wij zoeken en dat voor haar verjaardag in 1917 was gemaakt, het tweede is een portret dat waarschijnlijk later is geschilderd op basis van een foto van Drucker uit vermoedelijk 1913. Dat portret was lange tijd in bezit van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen en is in 2021 overgedragen aan Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis in Amsterdam. Wij vroegen ons af of het schilderij uit 1917, als eerste serieuze grote werk, wellicht later nog eens is opgedoken tijdens een (overzichts)expositie van het oeuvre van Claes. Daarvoor moesten wij eerst zicht krijgen op haar leven en haar positie in de kunstenaarswereld.
Claes werd in 1890 in Amersfoort geboren, studeerde aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, en had in haar beginjaren als kunstenares in armoede geleefd om van haar passie haar beroep te maken. Ze was een leerling van onder andere Nicolaas van der Waay, vandaag de dag vooral bekend om zijn omstreden allegorische voorstellingen op de Gouden Koets.17 Thérèse Schwartze, die in 1917 ook aanwezig was bij de huldiging van Drucker in het American Hotel, had haar werk ‘als jong schilderesje’ al gunstig beoordeeld.18 Vermoedelijk is zij ook degene die Claes heeft voorgedragen om Drucker te portretteren.
De liefde liet Claes uiteindelijk in België neerstrijken. Ze trouwde rond 1920 met Désiré Ballenghien - een gerespecteerde en onderscheiden Belgische majoor. Eind jaren twintig had ze zich op eigen kracht opgewerkt tot een gevierd kunstenares en sindsdien frequenteerde de Brusselse beau monde haar in haar atelier, waar ze soupers en kunstavonden en exposities organiseerde. Kunstschilder Jean Laudy roemde haar in diezelfde tijd als een ‘temperamentvol kunstenaar’.19 In de zomer zat ze het liefst in Linkebeek tussen het groen en de bloemen te schilderen. In de winter deed ze dat in haar atelier in Brussel.20 Haar oeuvre is divers: het bevat stillevens, alledaagse taferelen, maar haar portretten moeten het meeste indruk hebben gemaakt, vooral haar ‘Linkebeeksche typen’ vielen in de smaak.21 In 1937 deed zij ter gelegenheid van hun huwelijk een dergelijk schilderij aan prinses Juliana en prins Bernhard cadeau.22
Ondanks de populariteit van haar kunst bij het grote publiek had zij een duidelijke haat-liefdeverhouding met zowel de Vlaamstalige als de Franstalige kunstcritici, die haar werk slechts zelden wilden recenseren en dat volgens haar enkel deden als er een wederdienst of gift tegenover stond.23 Toch exposeerde zij regelmatig en haalde daarbij wel degelijk de Belgische kranten.24
Catalogus van een solotentoonstelling in Galerie Leroy, Brussel, 1930.
Catalogus van een tentoonstelling van Simone Leconte en Truus Claes in Galerie de Spectacles, Brussel.
Haar eerste expositie had in 1920 plaatsgevonden 25 en in het archief voor Hedendaagse Kunst in België bevinden zich een tweetal catalogi van exposities die zij begin jaren dertig organiseerde.26 Beide catalogi vermelden eveneens de kunst die daar te zien was. In datzelfde archief wordt ook een artikel uit La revue Moderne uit 1939 bewaard, waarin haar werk wordt besproken.27 De waardering voor haar schilderkunst is niet enkel af te leiden uit de geschreven overlevering. De Koninklijke Bibliotheek van België herbergt zowel een plaquette als een medaille met haar beeltenis erop, gemaakt in 1929 door de beeldhouwer Auguste Bija.28 In 1939 kreeg Claes zelfs een Belgische onderscheiding: ze werd door koning Leopold II benoemd tot ridder in de Leopoldsorde.29 Volgens haar overlijdensbericht uit 1954 voegde zij daar nog een benoeming tot ridder in de Kroonorde van België en de Burgermedaille IIIe classe 1940-1945 aan toe.30 Truus Claes was dan misschien wel geen Israëls, maar onbekend of ondergewaardeerd was zij in haar tijd zeker niet.
Afgaande op de doorzochte documentatie beleefde zij in België tijdens het interbellum haar hoogtijdagen, maar in datzelfde materiaal vonden wij geen concreet spoor dat naar het portret van Wilhelmina Drucker leidde. Wij hebben daarom geprobeerd om bij verwanten van Truus Claes meer informatie te achterhalen over haar leven en werk. Truus Claes had zelf geen kinderen. Toen zij in 1954 op 63- jarige leeftijd overleed werd haar overlijdensbericht ondertekend door de gezinnen van drie broers en drie zussen, en vermoedelijk een goede vriendin (Bep Snel) uit Brussel. Haar man was toen al overleden.31 Via een ingewikkelde genealogische zoektocht kwamen we er uiteindelijk achter dat de dochter van haar zus Sophia Sieburgh-Claes, zelf ook schilder, nog in leven was. Terina Eerkelina Sieburgh werd in 1931 geboren en moet haar tante dus nog gekend hebben. Een neef van Terina gaf ons haar adres:
Ik heb van haar geen email-adres, noch een telefoonnummer. Dus hier zult u het mee moeten doen. Ze antwoordt altijd en met een handgeschreven brief, maar dat kan soms wel een weekje duren.32
Wij schreven haar vervolgens een brief waarin wij de zoektocht uitlegden, en ontvingen, jawel, precies een week later een handgeschreven brief terug waarin zij ons mededeelde:
Geachte heer Bergsma, Het schilderij van mijn tante Truus Claes, waar u naar op zoek bent, heb ik nooit gezien en ik heb geen idee waar het gebleven is. Haar adres was Avenue de Villas 69, Linkebeek. Ik meen dat schilderijen van haar in bezit waren van een museum vlakbij de Grote Markt in Brussel. Maar haar stijl was uit de mode in de 2e helft van de 20ste eeuw, dus ik betwijfel of er nog veel van haar te vinden is. Ik heb zelf een aquarel van Amersfoort uit 1917 en een paar foto's van andere schilderijen. Indien u die wilt zien bent u van harte welkom. Ik wens u veel succes bij uw naspeuringen en zou het op prijs stellen als u mij op de hoogte bracht van het resultaat.33
Wij hoopten dat de opdracht om Drucker te schilderen een plaats had gekregen in de familieoverlevering, maar dat bleek uit deze brief van mevrouw Buining-Sieburgh niet het geval. Ook over het bestaan van een persoonlijk archief van Truus Claes hielp ze ons uit de droom: slechts een enkel kunstwerk van Claes is in de familie achtergebleven, geen correspondentie met opdrachtgevers, geen inventaris van verkochte werken. In een telefoongesprek vertelde mevrouw Buining-Sieburgh nog wel dat zij altijd met veel plezier bij haar tante Truus had gelogeerd in Linkebeek en zelf ook eens voor haar had geposeerd voor een portret. Dat portret is eveneens spoorloos verdwenen. De nalatenschap van Truus Claes kwam volgens mevrouw Buining-Sieburgh bij de dochter van Claes’ oudste broer Bernard terecht. Hij was samen met zijn Finse vrouw Hilja naar de Verenigde Staten geëmigreerd, waar in 1913 hun dochter Ethel Claes werd geboren. Zij zou na de dood van haar vader in 1946 samen met haar moeder zijn boekwinkel in de Detroitse wijk Corktown overnemen en verwierf in de jaren daarna lokale bekendheid als strijdster voor het behoud van het historische karakter van Corktown. Een boeiende geschiedenis op zich. Ethel Claes, of ‘The Queen of Corktown’ zoals ze in haar overlijdensbericht in de Detroit Free Press werd genoemd, overleed in 1982 op 69- jarige leeftijd.34 Ze had geen kinderen en wat er met haar nalatenschap en daarmee die van haar tante is gebeurd is onbekend.
Portret van Wilhelmina Drucker, door Truus Claes, vermoedelijk na 1917. Collectie IAV in Atria. (Foto: Sake Elzinga.)
Het bureau van Wilhelmina Drucker zoals het in 2019 aan de WDF werd geschonken. (Foto: WDF.)
Oproepen en veilinghuizen
Parallel aan het historisch onderzoek hebben wij via oproepen in de media en aan veilinghuizen en kunstexperts geprobeerd de aandacht voor de zoektocht te vergroten. Vice Nederland wijdde in de zomer van 2020 een artikel aan de zoektocht en waarom wij erop gebrand waren om het schilderij te vinden:
Het is zo typisch dat het schilderij is verdwenen, zoals er voor de meeste mensen ook over Drucker maar flarden bekend zijn. Daar worden wij erg activistisch van. Ze verdient een zichtbare plaats in de geschiedenis.35
Het tijdschrift Ons Amsterdam deed een online oproep aan zijn lezers met de vraag of iemand het schilderij had gezien. Amstelodamum, genootschap voor de kennis van Amsterdam, zette een zelfde vraag uit bij zijn leden en volgers. Alles zonder resultaat. Vandaar dat wij ons vizier vervolgens op enkele bekendere Nederlandse veilinghuizen hebben gericht, zoals veilinghuis AAG, De Eland en De Zon, De Zwaan, Van Spengen, maar ook het Belgische veilinghuis Bernaerts. Want ondanks dat de stijl van Truus Claes in de tweede helft van de twintigste eeuw aan populariteit verloor, zoals ook haar nichtje al schreef, worden er via (online) veilingen en zelfs via Marktplaats met regelmaat schilderijen van haar aangeboden. In maart van 2021 verkocht Veilinghuis Van Spengen nog ‘Portret van een dame’, gesigneerd en gedateerd ‘Truus Claes 1930’.36 En in november van datzelfde jaar ging ‘Glimlachende vrouw’ bij veilinghuis Vendu in Rotterdam onder de hamer. Jammer genoeg had niemand bij de veilinghuizen het portret van Drucker in de afgelopen jaren voorbij zien komen.
Enkele kunsthandelaren bij wie we hebben geïnformeerd naar het kunstwerk moesten ons eveneens teleurstellen. Zij hadden geen idee waar het schilderij zich kon bevinden. Kunsthistoricus Jan de Vries, die samen met historica Tineke van Loosbroek een boek schreef over kunstschilder Betsy Repelius (1848-1921), reflecteerde in de lente van 2021 in een mail aan ons over het portret.
Het is geen ding dat verloren raakt in een mapje met papier en in een archief of op een zolder verstoft. Het is een bekend iemand dus ook al wilde iemand er ooit van af dan is dat toch niet ongemerkt voorbij gegaan. En het is geen tijdloos esthetisch object dat iemand louter voor de schoonheid aan de muur heeft hangen of dat geruisloos in de (internationale) kunsthandel is opgegaan. Dus ik denk dat het verloren is gegaan, maar goed, je weet het nooit.37
Het was een weinig optimistische boodschap, maar vatte wel samen wat wij zelf na vele maanden onderzoek ook dachten. Een aantal veronderstellingen kunnen wij in ieder geval met vrij grote zekerheid doorstrepen. Nee, het kunstwerk is niet kwijtgeraakt toen de boedel na het overlijden van Wilhelmina Drucker werd verdeeld. Nee, het is niet in het depot van het Stedelijk Museum of Amsterdam Museum verdwenen. Nee, het heeft niet zijn weg teruggevonden naar Truus Claes. Toch blijft er hoop bestaan dat het schilderij alsnog eens opduikt. Het kan best zijn dat het wel ergens op een zolder staat te verstoffen of dat het toch bij iemand boven de bank hangt. Niemand had immers voor mogelijk gehouden dat het bureau van Wilhelmina Drucker, dat tevens het bureau is waaraan zij poseert op de foto met Truus Claes in 1917, nog eens zou opduiken. Totdat het in 2019 boven water kwam en vervolgens in de collectie van het Amsterdam Museum werd opgenomen. Wij hopen op een zelfde soort wonder. De officiële zoektocht is met dit verslag ten einde gekomen, maar wij houden onze ogen en oren open en blijven ons afvragen: Waar is het portret van Wilhelmina Drucker gebleven? Wie het weet mag het zeggen.
Noten
1. ‘Jubileum mevrouw Drucker’, Arnhemsche courant 26-09-1917.
2. ‘Huldiging mevr. W. Drucker’, De Telegraaf 01-10-1917.
3. ‘Mevrouw W. Drucker’, Preangerbode 26-01-1918.
4. ‘Mevrouw Drucker's zeventigste verjaardag’, Algemeen Handelsblad 01-10-1917.
5. Uitkomst van eerder onderzoek van Myriam Everard, mondeling overgedragen 3 februari 2020.
6. ‘Haver, Theodore Petronella Bernardine (1856-1912)’, Digitaal Vrouwenlexicon http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Haver; ‘Haver, Theodore Petronella Bernardine’, Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland, http://hdl.handle.net/10622/798483D6-2A50-4A59-B695-50CD949313B6
7. ‘Mevrouw W. Drucker’, Bataviaasch nieuwsblad 26-01-1918.
8. Ibidem.
9. Jessica Voeten, ‘”Die levensgroote Aletta kop”’, Groene Amsterdammer 27-11-2019.
10. Ibidem.
11. Info website Stedelijk Museum (geraadpleegd op 18-01-2022).
12. Mailwisseling met Bart Koekoek, 22 juli 2020.
13. Mailwisseling met Annemarie de Wildt, 5 juli 2020.
14. Henri ’t Sas, ‘Truus Claes’, Dagblad van Noord-Brabant 02-05-1928.
15. Ibidem.
16. Ibidem.
17. Ibidem.
18. ‘Belgische onderscheiding voor Ned. schilderes’, Algemeen Handelsblad 28-12-1939.
19. ’t Sas, ‘Truus Claes’.
20. Ibidem.
21. Ibidem.
22. ‘Een schilderij van de in België wonende Nederlandsche schilderes Truus Claes, dat door haar als persoonlijk huwelijksgeschenk aan het vorstelijk bruidspaar is aangeboden’ (onderschrift bij foto), De Tijd 07-01-1937.
23. ’t Sas, ‘Truus Claes’.
24. Zie bijvoorbeeld ‘Truus Claes in de zaal Van Eyck’ [Gent], Het laatste nieuws 04-02-1933.
25. ’t Sas, ‘Truus Claes’.
26. Zie catalogus van solotentoonstelling Truus Claes in Galerie Leroy, Brussel, januari 1930 (Archief voor Hedendaagse Kunst in België (AHKB), inv. 93009), en de catalogus van een tentoonstelling van Truus Claes en Simone Leconte in Galerie de Spectacles, Brussel, februari 1930 (AHKB, pers en documentatie).
27. Fotokopie van een artikel (uittreksel) uit La revue Moderne 30-03-1939 (collectie AHKB).
28. Zie A. Bija, plaquette van Truus Claes, 1929, en penning van Truus Claes, 1929 (Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel).
29. ’t Sas, ‘Truus Claes’.
30. Zie het overlijdensbericht van Truus Claes in De Tijd, 27-09-1954.
31. Ibidem.
32. Mailwisseling met Peter Schumacher, 9 juli 2020.
33. Briefwisseling met Terina Eerkelina Buining-Sieburgh, 22 juli 2020.
34. Paul Sewick, ‘Ethel Claes and the West Side Industrial Project’, weblog Corktown History 25-02-2012 (geraadpleegd op 18-01-2022).
35. Amarens Eggeraat, ‘De zoektocht naar het portret van radicale oerfeminist Wilhelmina Drucker’, webtijdschrift Vice.nl 30-06-2020 (geraadpleegd op 18-01-2022).
36. Veilinghuis Van Spengen, Hilversum, veiling 9 maart 2021, lot 1538 (geraadpleegd op 18-01-2022).
37. Mailwisseling met Jan de Vries, 15 januari 2021.