Evolutie
- februari 1926 -
Laatste nummer, gewijd aan de nagedachtenis van Mevr. W. DRUCKER, in leven Redactrice van dit blad
De redactie
Wij verlangen dan ook tot geene enkele partij te behooren, bij geene enkele te worden ingelijfd ; maar in iedere richting het goede te waardeeren en het verkeerde af te keuren.
Eerste proefnummer van Evolutie, 8 Maart 1893
De eerste bede, die dan ook van uit de vrouwenvereniging moet opgaan, is: o, aardsche en geestelijke machten, behoedt ons voor bijzondere bescherming 1 De eerste stap dien zij te doen heeft is: protesteeren tegen bijzondere bescherming. Weerklinke het dan ook van uit dit, ons proefblad, in de ooren van alle mannen van invloed en beteekenis, van staatslieden en volksleiders, van prozaschrijvers en dichters: in vredesnaam, in de eerste jaren geen bijzondere bescherming meer voor de vrouw I Laat haar vrijheid om zich te ontwikkelen, vrijheid om haar gedachten te verzamelen en uiteen te zetten, maar bovenal, laat haar vrijheid om te arbeiden. Wat zij noodig heeft om boom te worden, is tijd. Geeft haar dien !
Tweede proefnummer van Evolutie, 13 Maart 1893
Bij voortgaande ontwikkeling en grootere beroepskeuze zal zij niet alleen een beroep kiezen om den zoo zwaren strijd om het bestaan met goed gevolg te kunnen strijden, maar ook omdat zij voelt, dat haar arbeidskracht niet ongebruikt mag blijven, en meer en meer zal zij zich daarbij afvragen : „Hoe kan en moet ik mijne krachten gebruiken om der gemeenschap zooveel mogelijk van dienst te zijn
Derde proefnummer van Evolutie, 22 Maart 1893
A. F. A. van Campen-Doesburg
De slag is gevallen; heengegaan onze geachte en beminde vrouw, Mevrouw W. Drucker.
Wel hebben de vrouwen van het heden haar te danken, de werkzame onvermoeide speurster voor de vrouwenbelangen.
Haar leven heeft zij gesteld in den dienst voor de vrouw.
Als gisteren herinner ik mij, als mede-oprichtster der „Vrije Vrouwenvereniging”, den avond van October 1889.
Op haar „initiatief” schaarden de zes vrouwen zich om haar. Helaas zijn er van die zes maar twee over, doch die herinneren zich met groote duidelijkheid den eersten opzet van de vrouwenbeweging hier te lande. Neen, zij dachten geen oogenblik aan eer of roem voor haar zelven. Integendeel, zij stelden zich voor de „brug” te vormen, waar de anderen, beter geschoolden en in den strijd des levens gehard, over heen konden gaan. Met groote duidelijkheid stelden zij zich op het standpunt, dat strijd en moeite haar deel zouden zijn, maar dat met inspanning van al hun krachten, zeer zeker hiervan iets terecht zou komen.
Dat dit is gelukt, hiervoor hebben wij haar te danken, onze talentvolle Mevrouw W. Drucker. Haar heerlijke gave van hoofd en hart heeft zij gewijd aan de belangen der vrouw: met onnavolgbaren speurzin heeft zij in het blad „Evolutie” en waar voor de vrouw tot verbetering harer „positie” iets te bereiken viel, gearbeid, onvermoeid.
En daarvoor hebben wij haar gedachtenis te eeren. Want zij was de ziel. En al is haar stoffelijk overschot vernietigd, haar werk blijft. Want zelfs al is de „brug” door de omstandigheden en den loop der tijden teniet gegaan, geen nood, de grondslagen zijn gebleven, die kunnen nooit worden vernietigd, daarop is voortgebouwd, en ik zal steeds met groote dankbaarheid herdenken een heel klein steentje hiertoe te hebben mogen bijdragen.
Henriette Cohen
Ter herinnering
Eenige momenten uit het begin der „Vrouwenbeweging.” De V. V. V. was opgericht naar aanleiding van een in den zomer van 1889 in „Frascati” gehouden meeting, ter propageering van een wet op den leerplicht. En, och arme! Wij dachten knusjes, zonder ruchtbaarheid, voor de belangen der vrouw te kunnen opkomen. Maar wij hadden buiten den waard (in dit geval in de persoon van een reeds lang gestorven journaliste) gerekend, die, lid geworden, de vergaderingen bij woonde en daarvan belachelijke verslagen aan de pers zond. Doch wij hadden A gezegd en moesten B zeggen en gingen verder.
Eerste moment. Ik geloof het was in Februari 1890, dat de Ver. tot verh. v/h Zed. bewustzijn in datzelfde „Frascati” een groote meeting belegde, omtrent het „onderzoek naar het vaderschap”, met niemand minder als spreker dan Ds. Pierson uit Zetten. Wat er gesproken is weet ik niet meer, maar wel herinner ik mij Mevr. Drucker, debatteerende, hoog opgericht, bleek als een lijk, met een stem bijna verstikt door emotie. Men bedenke: een eivolle zaal met meest geestverwanten van den spreker en daarin voor het eerst in Nederland een vrouw in debat met een gevierd redenaar, wat dat in die dagen beteekende.
Tweede moment. Naar aanleiding dezer meeting werd besloten dat de V. V. V. een openbare vergadering zou beleggen, met hetzelfde onderwerp, met 2 sprekers en een spreekster. Zeker weet ik, dat een der sprekers wijlen de Heer F. Domela Nieuwenhuis was, naar ik meen was de 2e spreker de Heer D. de Clercq. Spreekster was mijn overleden zuster, toen Mej. G. Cohen. Mevr. Drucker zou natuurlijk presideeren. De vergadering was bepaald op 20 Mei, te houden in het toenmalig vergaderlokaal „Plancius”. Maar voor den 20sten Mei kwam 1 Mei, de dag waarop de eerste meeting gehouden werd ter propageering van den 8-urigen werkdag.
Een eivolle zaal in zeer groote spanning, want de toenmalige Parkschouwburg zat vol met politie en het garnizoen was in de kazerne geconsigneerd. Spreker van dien avond was de aangebeden volksleider, de Heer Domela Nieuwenhuis, en voor den vorm werd na afloop der rede gevraagd (want wie zou met hem durven debatteeren ?), of er iemand in debat wilde treden, en Mevr. Drucker antwoordde: jawel, mijnheer de voorzitter: en weer hoog opgericht, weer bleek met helderklinkende stem, maakte zij haar tegenwerpingen. Dat was in die dagen in dien kring weinig minder dan Majesteitsschennis. Het gevolg hiervan was, dat de Heer D. N. als spreker bedankte, maar wijlen mijn zuster schreef hem dat hij, die toen Schoterland in de 2e Kamer vertegenwoordigde, denken moest aan het Friesche spreekwoord : „Sissen is neat, mar dwaen is en ding”; hetwelk vrij vertaald luidt: woorden zijn niets, daden bewijzen, waarop het antwoord kwam dat hij zou spreken. Maar nu waren wij er nog niet.
Nog zie ik op Hemelvaartsdag Mevr. Drucker met haar moeder bij ons binnentreden (er waren geruchten gegaan dat onze vergadering in de war gestuurd zou worden) en een bestuurslid had bericht dien avond niet te kunnen komen, daar haar man gedreigd had, haar met politie achter de bestuurstafel vandaan te laten halen. Wat moeten wij nu beginnen? Het is beter de vergadering niet te laten doorgaan. Wat is dat? Zegt U dat? antwoordde mijn zuster, moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden, de vergadering moet doorgaan ! En zij ging door en werd een volledig succes. Het publiek luisterde aandachtig als in een kerk en de verslagen in de bladen trachtten niets belachelijks te maken; bovenal het dagblad „De Amsterdammer”, wiens verslaggever, wijlen de Heer Geerke, een zeer goed verslag gaf en die trachtte de caricatuurverhalen, die omtrent de V. V. V. in omloop waren, den kop in te drukken.
En nu een herinnering, die een denkbeeld geeft omtrent den moed en volharding reeds in die dagen door Mevr. Drucker getoond. Zij en mijn zuster zouden in Rotterdam ter propaganda spreken. Het latere Kamerlid, wijlen de Heer Helsdingen, had zich met de regeling belast. Eén dag voor de vergadering kwam een toen bekend propagandist, de Heer J. A. Fortuin, bij Mevr. Drucker en zei : „Gaat LI toch niet naar R’dam, daar hebben ze Louise Michel bijna gesteenigd, het R’damsche publiek is zeer lastig”. Zonder er iets van aan mij of mijn zuster te vertellen, gingen zij er heen en ’s avonds, toen ik haar moeder gezelschap hield, vertelde die het mij. Wij waren beiden zeer ongerust, maar kregen nog ’s avonds laat een telegram: Vergadering geslaagd, volledig succes. Zoo waren in die dagen de moeilijkheden voor Mevr. Drucker en voor haar die met haar streden. De jongeren kunnen zich daar geen denkbeeld van vormen.
Laten zij, en ook wij ouderen, haar moed en volharding trachten nabij te komen, dan eeren wij haar nagedachtenis op de waardigste wijze.
A’dam, Dec. ’25.
Ik putte uit mijn herinnering, gegevens stonden mij niet ten dienste.
C. M. Beyllonse-Peyra
In Memoriam
Mevr. W. Drucker is van ons heengegaan en wij hadden haar nog zoo noodig, doch haar taak was volbracht. „Zalig zijn de rechtvaardigen, want zij zullen den dood niet zien”, en zij ook ging slapende, zich niet bewust te sterven. Vrijdag telefoneerde ik: „O, ik ben veel beter heb geen pijn meer, geen koorts, blijf toch maar in bed, kom je eens gauw aan?” Zaterdag worden wij geroepen, toen wij kwamen was zij niet meer, welk een ontmoeting, welk een ontroering, dood, Mevr. Drucker die voor mij in haar leven zooveel is geweest.
Mijne kennismaking met haar was in 1877, zij had toen een zeer moeilijken tijd, doch haar arbeidszin en heldere geest brachten haar over deze moeilijkheden heen. Van dien tijd dateert onze vriendschap. Wat al vraagstukken werden er toen niet reeds ten hare huize behandeld, ofschoon wel niet het vrouwenvraagstuk, was toch de geheele onmondigheid der vrouw haar steeds een groote grief.
Bij het opkomen der sociale partij en het optreden van F. Domela Nieuwenhuis, werd bij haar het klare bewustzijn rijp van de noodzakelijkheid eener speciale vrouwengroep, zonder mannenleden, en hierdoor ontstond het woord „mannenhaatster”. Wie zal presideeren? was de vraag™ van den heer Domela Nieuwenhuis. „Wij”, antwoordde Mevr. Drucker. Door dit antwoord begreep men dat de vrouwen zelfstandig zouden optreden, dit hun een grief, welke zij maar al te duidelijk aan haar bewezen.
2 October 1889 werd de Vrije Vrouwenvereeniging, op initiatief van Mevr. Drucker, gesticht. Het waren er nog niet velen die zich aansloten, maar wat een opstand en beroering bracht het teweeg; bespotting, hoon, laster van het laagst allooi werden haar toegeworpen. „Het gaat er toch niet door dood”, verzekerde zij ons, „het vrouwenvraagstuk is geboren en laat zich niet meer terugdringen.”
Hoe was haar propaganda-reis door het Noorden van ons land in den winter 1891, uitgenoodigd door herbergiers om in hunne lokalen op te treden gelijk goochelaar of zanger; welke vrouw zou in die dagen den moed gehad hebben te doen wat zij toen gedaan heeft, om in de meest onherbergzame plaatsen en tegenover een publiek, zeker niet tot ernst en althans niet tegenover het vrouwenvraagstuk gestemd, haar meeningen te verkondigen. „Hoe hebt u den moed er toe?” „Ik heb geen sikkepitje moed, het moet, en al zijn er maar twee die me begrijpen, ben ik tevreden.” En aan Mevr. Drucker dankt de vrouwenbeweging in het Noorden van ons land haar bekendheid.
In 1891 werd de Vrije Vrouwenvereeniging door de S. D. uitgenoodigd ter congresse in Brussel. Mevr. Drucker ging als afgevaardigde er heen en nu werd door diezelfde S. D. voorgesteld de afgevaardigde te weigeren. Door Mevr. Drucker’s waardig en helder betoog kreeg de V.V.V. een groote bekendheid in het buitenland en kwam in contact met België, Frankrijk, Engeland en Duitschland. Mevr. Drucker werd uitgenoodigd in Brussel, Gent en Antwerpen, ter verkondiging harer denkbeelden en het doel der V.V.V.
In 1892 werd door Mevr. Drucker en Mevr. Haver besloten tot uitgave van het weekblad „Evolutie”. Wat al tegenkantingen hebben beiden (althans van den kant der vrouwen) niet ondervonden en het meest Mevrouw Drucker, zij de onzelfzuchtige, zich het minst op den voorgrond dringende, maar waarheid zeggende en wegwijzende vrouw. Wilhelmina Elisabeth Drucker, oud 17 jaar.
Niet alleen uw geest, uw kracht, ja zelfs uw nachtrust, hebt gij ons gegeven, maar zelfs een deel ook uwer financiën, want nimmer heeft de uitgave van „Evolutie” de kosten kunnen dekken. Tot aan uw laatste uur hebt gij ons vrouwen gegeven wat gij kondet geven.
O, hoe komt ter mijner herinnering het huis in het Sarphatipark, waar wij kleine groep bij elkander kwamen ter bespreking der vrouwenbelangen. Daar is gewerkt door haar, daar had Mevr. Drucker eene dubbele zware taak, de langdurige ziekte harer (ook door ons zoo geliefde) Moeder, die zij oppaste en verzorgde met een teederheid en liefde en noode haar plaats in deze afstond aan een der onzen, wanneer zij ter congresse ging. Aan de hierna volgende congressen werden door haar actief deelgenomen : 1897 in Brussel, in 1899 te Londen, in 1900 en 1906 te Parijs, in 1904 Berlijn, 1905 te Kopenhagen en 1909 in Amerika.
Velen leden der V.V.V. hadden zich aangesloten bij de Unie, welke in haar program de leuze had Alg. kiesrecht voor man en vrouw. Op de vergadering ter bespreking van het ontwerp : Tak van Poortvliet, gaven de heeren leden duidelijk te verstaan, dat zij niets voor het vrouwenkiesrecht zouden doen. Het was wederom Mevr. Drucker van wie het denkbeeld uitging tot het oprichten eener vereeniging uitsluitend voor vrouwenkiesrecht, welk in 1894 geconstitueerd werd.
Nu is zij van ons heengegaan, zij die nog zoo noodig was, maar haar taak was volbracht met de waarschuwing in haar laatste „Evolutie”, aan de vrouwen niet in de partijen te gaan ; hoe zij dien zullen opvolgen dit aan hun zelven. Mevr. Drucker, wat hebt ge ons veel gegeven, wat waart gij mild met uw rijkdom van geest, wat waren uw gaven groot.
Voor mij, Mevr. Drucker, zijt ge een geluk geweest in mijn leven en mij valt uw verlies zoo dubbel zwaar, en ik ben u steeds dankbaar voor de vriendschap en het vertrouwen, welke beide ik steeds van u genoten heb.
Chr. Plaat-Honing
Het is mij een oprechte behoefte een woord ter nagedachtenis aan Mevrouw Drucker te wijden. Voor 54 jaren geleden maakte ik kennis met haar en haar lieve moeder.
Een deel van mijn leven heb ik ook in haar onmiddellijke nabijheid doorgebracht, waardoor ik het bijzondere voorrecht had, de Mensch Drucker in haar dagelijkschen omgang te leeren waardeeren. In dien tijd was zij de hard werkende Vrouw, die, zoo noodig, dag en nacht werkte, zoo dit van haar gevergd werd, en nog altijd vol ambitie was, zich door studie verder te bekwamen voor den moeilijken strijd die voor haar was weggelegd.
Wat er door dien strijd verkregen is, weten wij allen, en daarom brengen wij hier haar nogmaals onze oprechte hulde.
Dorothea C. Groot
Nu ik een enkel woord over Mevrouw Drucker zal schrijven, komen de herinneringen, zoovele en in zoo groote verscheidenheid, dat ik niet weet waar te beginnen en waar te eindigen.
Ik zie haar, keurig en correct, als deftige dame, de openbare vergaderingen van de Vrije Vrouwenvereeniging presideeren. Ik zie haar, zittend in haar hoogen leunstoel, I in haar gezellige woonkamer de bestuursvergaderingen leiden. Ik zie haar op de openbare vergaderingen van Vrouwenraad of andere Vereenigingen opstaan, haar . kleine stukjes papier met haar karakteristiek schrift nu en dan even dicht onder de oogen brengen en hoor haar krachtige stem, die nooit een woord sprak waar niet naar geluisterd werd, zeggen wat zij te zeggen had. Ik zie haar als spreekster hier, als debatster daar, als belangstellende weer ergens anders. Maar in alles en overal voelde men | de groote, sterke mensch, die een onvergetelijken indruk maakte, moest maken.
Het groote, logische verstand, dat men nooit genoeg kon bewonderen. Dat boven alles individueele. Terecht, de baanbreekster.
Zij ging den weg dien zij gaan moest. Zij vroeg niet of , keek niet om, naar wie volgden. Maar we moesten volgen. We konden niet anders. Duizenden moesten den weg op, dien zij voorging.
Een koninklijke vrouw, die een koninklijk antwoord kon geven op een koninklijke vraag.
Toen Mevrouw Drucker, met de andere dames van het Comité tegen het uitdrijven der vrouw uit den loonarbeid door de Koningin ontvangen werd, vroeg H. M.: „Behoort U ook tot de vrouwen die voor loon arbeiden?”
Haar antwoord was: „Neen Mevrouw, ik ben financieel onafhankelijk, maar ik ben de pionierster van de Nederlandsche Vrouwenbeweging en ik doe dit uit gevoel voor recht.”
Zoo waar wat van haar gezegd is: „Zoo iemand leeft maar eens in de honderd jaar.” En een niet genoeg te waardeeren voorrecht, zoo iemand van nabij gekend te hebben.
Mevrouw Drucker, ik dank U voor al het groote en mooie dat U in mijn leven gebracht hebt. Ik dank U voor al Uw zachtmoedigheid en vriendelijkheid.
D. Gosser-Poutsma
Men vroeg mij eens, „tot welke partij behoort Mevrouw Drucker eigenlijk?”
Ik wist het niet.
Zij was Feministe, zonder meer, maar met alles wat dat woord inhoudt.
Zij heeft mij op dat gebied zoo veel en velerlei leeren zien en opmerken, hoeveel in dat woord ligt opgesloten.
Ik gedenk haar met dank daarvoor.
A. van Breemen
Verlangen bij den leegen stoel
Ach, konden wij nog eens Uw stemme hooren,
Uw kloek figuur zich zien vleien op de bekende plaats.
Heel even nog Uw handen drukken,
Maar ach .... Helaas !
Ch. Carno-Barlen
Het is vreemd haar, wier geest zoo sterk zal blijven voortleven bij allen die haar van nabij gekend hebben, nooit, nooit meer te zien, haar stem nooit, nooit meer te hooren. Mevrouw W. Drucker op 26-jarigen leeftijd.
Het is sinds 5 December 1925 reeds zoo vaak gezegd en in dit laatste nummer wordt het wederom gezegd en het zal in den vervolge ook nog vele malen gezegd worden, hoevele groote eigenschappen zij had, wat zij heeft tot stand gebracht, die vrouw van durf, initiatief, objectiviteit en positivisme. Ik zal daarover hier niets zeggen. Alleen wil ik, die circa 5 jaren het voorrecht had, Dinsdags om de viertien dagen „Evolutie” met haar te corrigeeren, eenige dingen te memoreeren, die zij zoo al gezegd heeft in onze gesprekken tijdens en na ons werk.
Zoo als ik de kamer binnenkwam, waar zij, gezeten op dien ouden armstoel, nog van haar moeder, met vóór haar op tafel haar paperassen, was ik al dadelijk midden in een of andere kwestie. Dan was het: „hebt u dit of dat artikel gelezen? Wat zegt u hier, wat zegt u daarvan?” En dan begon zij en sprak en sprak tot eindelijk de woorden weerklonken: „maar nu moeten we toch beginnen, anders komen we niet klaar!"
Eens zeide zei: „wat is eigenlijk iemands vaderland? Goed beschouwd is het toch maar dat kleine plekje waar men altijd gewoond heeft, waar wij geheel mee vertrouwd zijn”. Welnu dan kan men wel Amsterdam het eigenlijke vaderland van Mevr. Drucker noemen, want zij was een Amsterdamsche in hart en nieren. Hoe gezellig kon zij vertellen van oude Amsterdamsche toestanden, van het vroegere tooneelleven, van patricische families, van de deftige burgemeesteren en hunne niet minder deftige echtgenooten van weleer. Zij had Amsterdam lief, nog meer het Amsterdam van haar jeugd, met zijn ongerept of bijna ongerept stadsschoon, toen het IJ nog tot de Prins Hendrikkade, toen Buitenkant, stroomde, dan het Amsterdam van nu. Over moderne bouwkunst was zij al heel slecht te spreken. Sprekende over de Dam-bouwplannen zeide zij: „Weet u wat het is? Ze willen ’t paleis op den Dam weg hebben. Het werk van Van Campen moet vernietigd worden”.
Zij, de werkster bij uitnemendheid, zeide eens: „Verandering van werk is ook ontspanning”. Ik vroeg haar eens: „Mevr. Drucker gelooft u heelemaal niet aan een Opperwezen en een leven hiernamaals?” Zij antwoordde: „Dat hebben ze ook eens aan Van Houten gevraagd en die antwoordde: Dat weet ik niet! Ik geloof dat sommigen hem dat erg kwalijk genomen hebben, maar kan men iets anders zeggen? Wat doet het er trouwens toe? Wij weten alleen dat we op aarde zijn en met onze twee beenen vast op den grond moeten staan en werken om betere toestanden te verkrijgen”.
Idealen! „Spreekt u mij niet van idealen. Dat is te dikwijls de oorzaak van alle kwaad. Door de idealen ziet men de werkelijkheid niet en op de werkelijkheid komt het toch maar aan!” Och, ik zou nog zooveel kunnen zeggen, maar iets moet mij toch nog van het hart, het is als ’t ware een boodschap.
Het was den voorlaatsten keer dat wij „Evolutie” corrigeerden. Het was toen, dat zij, sprekende over de tegenwoordige slapheid in de vrouwenbeweging en de achteruitstelling van de vrouw, bijna textueel de volgende woorden sprak: „Het is voor een groot deel de schuld van de vrouwen zelve. Herhaaldelijk zijn de vrouwen teruggedrongen in den loop der tijden, zoo na de verkondiging van het Christendom en na de Fransche revolutie. Moet de geschiedenis zich nu weer herhalen ? Moeten de vrouwen eerst een klap krijgen dat ze niet weten waar ze blijven om weer schouder aan schouder te strijden en te waken voor hare rechten. Maar wie weet waar het goed voor zal zijn ? Ze worden dan misschien weer wakker, dan zullen hare oogen opengaan. Als ’t dan maar niet te laat is”.
Mogen deze woorden nimmer bewaarheid worden! Willen de vrouwen haar gedachtenis in waarheid eeren, dat zij dan hare voetstappen mogen volgen.
A. B. Scheltema Beduin-Hesterman
Art. 1053 B. W.
„Getrouwde vrouwen, minderjarigen, zelfs wanneer deze handligting hebben bekomen, onder curatéle gestelde personen, en alle degenen die onbevoegd zijn om verbindtenissen aan te gaan, mogen geene uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen zijn.”
Dit weinig gracieuse artikel, waarbij de getrouwde vrouw wordt gelijkgesteld met kinderen en onder curateele gestelden, las mijn man mij voor naar aanleiding van het bericht, dat Mevrouw Wilhelmina Drucker bij een olographisch testament van 24 Februari 1920 mij tot mede-executrice had benoemd in haar nalatenschap. In een noot onder aan den brief, dien de notaris mij zond, stond:
„Zooals u vernomen zult hebben, kan een getrouwde vrouw volgens de Wet geen executrice zijn. Voor de goede orde meende ik U van het bovenstaande toch mededeeling te moeten doen.”
„Voor de goede orde.”
Diep ontroerd was ik, toen ik vernam, dat de groote, de vereerde vrouw mij waardig had gekeurd voor een dergelijken post van vertrouwen!
In den moeilijken tijd van den oorlog tusschen 1917 en 1919 had ik als Secretares, zij als Presidente van het Vrouwencomité voor de Distributie, bijna dagelijks met haar verkeerd; moeilijke vraagstukken samen behandeld, brieven, meest aan de regeering, geconcipieerd, en steeds had mij verbaasd, haar uitgebreide en grondige kennis van verhoudingen en wetten. Voortdurend vraagde ik mij af, hoe ’t mogelijk was, zóó juist de beweegredenen van anderen te doorgronden, en zóó logisch gevolgtrekkingen te maken uit de daden en uitingen van anderen. Hiervoor had zij een zesde zintuig, dit was ook het geniale in Wilhelmina Drucker. En toch, ondanks haar scherp verstand en welversneden pen, hield ze „personen” en „zaken” volmaakt gescheiden. Wie zoo na met haar in kennis kwam, moest wel haar vereeren en bewonderen!
En die vrouw rekende mij de eer waardig, de uitvoerster van haar uiterste wil te zijn!
Maar was dat wel zoo?
Zou Mevrouw Drucker, die de Wet zoo door en door kende, vooral die wetten, waarbij de vrouw wordt achtergesteld, Artikel 1053 B. W. over ’t hoofd hebben gezien ?
Dat is bijna niet te denken, ik vermoed dat haar uiterste wilsbeschikking veel meer het doel had, nog na haar dood, schrijnend te laten voelen, hoe de wet hier de getrouwde vrouw achterstek bij de ongehuwde en... . de weduwe.
Het testament was bijna 6 jaar oud; had ik in dien tijd het ongeluk gehad mijn man te verliezen, dan zou ik wel gerechtigd geweest zijn als executrice op te treden, thans ben ik onmondig.
Hier wordt voor de zooveelste maal bevestigd, dat vrouwen het achterstellen door de wet het best voelen, als het haar eigen belangen raakt.
Ligt het niet op den weg van den Nationalen Vrouwenraad deze kwestie eens te bekijken? Is er wel aan gedacht door hen, die trachten de huwelijkswetten veranderd te krijgen?
J. P. Odijk-Wouters
In Memoriam
Mevrouw Wilhelmina Drucker In het leven ontmoeten wij zeer zeldzaam een „hooger iemand” die wij terstond als „echt” erkennen, zonder zelfs aan twijfelen of toetsen te denken.
Mevrouw Drucker was in alles „echt” en daarom een plechtanker. De eerbied dien zij voor haar zware, zelfgekozen taak had, de onwankelbare trouw daaraan tot het einde, waren ontzagwekkend. Haar leven was een „gewijde roeping”.
Wel gaaf en zuiver moet de kern geweest zijn, die in haar ontplooiing, ondanks heftigen tegenstand, een kracht ontwikkelde, welke misstanden vermocht uit te roeien en betere verhoudingen te scheppen, de maatschappij ten zegen. Het karakteristiek rechtschapene van haar persoonlijkheid maakt haar onnavolgbaar.
Haar geest blijft leven, haar plaats ledig.
Figuren als Mevrouw Drucker brengen de eeuwen slechts enkele malen voort.
De dankbaarheid der vrouwen is oneindig.
Sophie Wichers
Met enkele woorden maak ik gebruik van de gelegenheid om in deze laatste „Evolutie” eerbiedige hulde te brengen aan Mevrouw Drucker zooals zij vóór en mèt ons leefde, vóór en mèt ons streed! Nooit ongeduldig wanneer zij overtuigd was dat men werkte zooveel men werken kon, altijd bereid te raden en te steunen, hebben wij enorm veel aan haar te danken!
Mochten de komende geslachten van vrouwen dit altijd in gedachten houden! de fakkel, aan haar hand ontvallen, overnemen en even eerlijk en groot als zij, strijden voor de verbetering zoo noodig in de positie der vrouw, dan zal haar levenswerk niet te vergeefs zijn geweest maar rijpe vruchten dragen.
T. Kooiman-Oostwouder
Ze is heengegaan, en Haar plaats is ledig. O, ik zie haar nog voor mij, toen de Vrije Vrouwenvereeniging werd opgericht, en ze tot Presidente werd gekozen.
„Ik wil het aannemen, zoolang de vereeniging vrij blijft, en zich niet bij een partij, onverschillig welke, aansluit; is dit het geval, dan leg ik mijn hamer neer.”
Mevrouw Drucker is dezelfde gebleven, een vrouw uit één stuk, zonder aanzien des persoons, steeds strijdende voor recht en waarheid, en daarvoor zullen wij haar steeds met eerbied en liefde herdenken.
M. W. H. Rutgers-Hoitsema
Wat Mevrouw W. Drucker op arbeidsgebied al voor de vrouw heeft gedaan Mevrouw W. Drucker was een vrouw van karakter, die door haar fiere houding, haar blik, haar zeggingskracht indruk maakte op ieder, die op een of ander gebied van maatschappelijke arbeid met haar in aanraking kwam. Zo ging het mij tenminste, toen ik haar, nu ruim 30 jaar geleden, in Februarie 1894 te Amsterdam voor't eerst zag. Dat was in de eerste ledenvergadering van de pas opgerichte Ver. v. Vrouwenkiesrecht, die ik bijwoonde en wel bijwonen moest, omdat ik in de oprichtingsvergadering van 4 Febr. 1894 tot bestuurslid gekozen was, en . . . na lang aarzelen op aansporing van mijn man de benoeming ook aanvaard en zelfs de funktie van Sekretares op mij genomen had.
Daardoor kreeg ik ongezocht het voorrecht Mevrouw W. Drucker dadeliik in haar volle kracht en begaafdheid te leren kennen. In het debat, bij de besprekingen blonk zij boven allen uit en bij elk besluit bleek zij, gesteund door Mevr. Schook-Haver en de Presidente, Mevrouw Versluys-Poelman, toch de grote stuwkracht te zijn die de richting aangaf die het Bestuur vooreerst te volgen had.
Daar kwam ik dan ook tot de overtuiging, dat er pioniersarbeid aan de oprichting van de Ver. v. Vrouwenkiesrecht was voorafgegaan en dat zij daarvan de ziel was geweest.
Van die dag af ben ik één van haar trouwe volgelingen geweest en ook gebleven. Haar voorbeeld, haar opofferingsgezindheid, haar onverzetteliike wil, haar woorden en inzichten, door „Evolutie” geregeld tot mij komende, hebben mij altijd weer bezield en de moed en de kracht gegeven om de strijd voor de ontvoogding van de vrouw te aanvaarden en tot het einde toe vol te houden.
En eenmaal in de vrouwenbeweging, kwam ik ook altijd weer in aanraking met Mevr. W. Drucker en hebben wij steeds schouder aan schouder gestaan, als er een Kon. Besluit was uitgevaardigd, als dat van 2 Maart 1904, waardoor de vrouwelijke ambtenaren bij de Post- en Telefoondienst op de dag van haar huwelijk haar gesalarieerde betrekking verloren, om dat Kon. Besluit weer ingetrokken te krijgen ; of, als er een wetsvoorstel aanhangig was gemaakt, dat de rechtsonzekerheid der arbeidende vrouwen nog zou bestendigen of vergroten, of dat op andere wijze haar belangen zou benadelen, om dan een grote protestbeweging daartegen op touw te zetten, zoals dat gebeurde na de indiening van het wetsontwerpHeemskerk in 1910, inzake ontslag vrouwelijke rijksambtenaren en onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs, die in het huwelijk treden, die eindigde met de Nationale Protestvergadering in het Feestgeb. „Bellevue” te Amsterdam, op 29 Febr. 1912.
Mevrouw W. Drucker en ik zaten samen ook met Douariaire Klerck v. Hogendorp, als Presidente, in het Dag. Bestuur van de Nationale Vrouwenraad, die, als uitvloeisel van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, in 1898 in Nederland tot stand was gekomen.
Ook woonden wij geregeld de Jaarvergaderingen bij, niet alleen van de Nat. Vrouwenraad, maar ook die van de Ver. v. Vrouwenkiesrecht en van de Nat. Ver. v. Vrouwenarbeid, waardoor wij voortdurend al de gewichtige vraagstukken van de dag te onderzoeken kregen en steeds met elkander in kontakt bleven.
Vooral was dit het geval, toen na veel voorbereidende maatregelen en besprekingen, op initiatief van de „Ver. t. behartiging van de belangen der Vrouw”, op 1 April 1903 te Rotterdam het „Nat. Comité inzake Wettelike Regeling van Vrouwenarbeid” was opgericht, waarbij 8 Verenigingen waren aangesloten, die elk door één persoon, door de Vereniging aangewezen, daarin vertegenwoordigd waren.
Mevr. W. Drucker vertegenwoordigde de Vrije Vrouwenvereniging, Mevr. Th. P. B. Haver de Nat, Ver. v. Vrouwenarbeid, Mevr. Rutgers-Hoitsema de Ver. t. beh. v. d. belangen der Vrouw.
Ruim 11 jaar hebben wij toen onafgebroken samengewerkt, totdat eerst Mevrouw Haver ons door de dood ontviel en niet te vervangen was .... en kort daarna Mevrouw Rutgers door een ernstig auto-ongeluk genoodzaakt was haar funktie neer te leggen en zich aan alle sociale arbeid te onttrekken.... en nu Mevrouw W. Drucker, de onmisbare, is heengegaan.
En toch, die tijd van samenwerken is er geweest, heeft vruchten gedragen en met dankbaarheid mogen wij er op terugzien.
Het waren jaren van inspanning en hard werken, maar, als er gehandeld moest worden, liep alles vlug van stapel, zelfs dan, als de handtekening van al de aangesloten Verenigingen daarvoor nodig was .... en, de volmaakte harmonie tussen de 3 leden van het Dageliks Bestuur werd in al die jaren nooit verstoord.
In 1904 ontmoetten wij elkander ook weer vriendschappelijk als Afgevaardigden van Nederland op het Internationaal Kongres, dat van 11-18 Junie door de Internationale Vrouwenraad te Berlijn gehouden werd.
In 1906 zijn wij samen weer krachtig opgetreden voor het Comité naar aanleiding van het Kon. Besluit van 13 Juli 1906, dat op grond van Art. 4 der Arbeidswet door Minister Veegens was uitgevaardigd. Bij strenge toepassing daarvan zou een groot aantal arbeidsters in de aardewerken te Maastricht daardoor brodeloos gemaakt kunnen worden.
Mevrouw Drucker en ik togen toen naar Maastricht om in loco een onderzoek in te stellen. We bezochten daar de Société céramique met 600 arbeidsters en de Sphinx met 1086 vrouwen en meisjes en werden ook dadelijk in de gelegenheid gesteld onder 4 ogen met de arbeidsters te spreken en de vragen te doen die wij voor ons onderzoek graag beantwoord wilden hebben.
Gevolg hiervan was het ongehoorde feit, dat twee arbeidsters, weduwen die van haar 12e jaar af in de fabriek hadden gewerkt en resp. 5 en 7 kinderen hadden gekregen en grootgebracht, op eigen initiatief enige dagen later bij Min. Veegens op audiëntie gingen om hem namens al de arbeidsters, die door het Kon. Besluit getroffen zouden worden, te smeken haar de broodwinning niet te ontnemen.
Dit maakte indruk. In de pers werd het druk besproken en het optreden van die twee dappere, kerngezonde fabrieksarbeidsters heeft gunstige gevolgen gehad die nog steeds blijven nawerken.
Door onze ondervinding toen opgedaan en niet minder door onze besprekingen, beurtelings met Ministers, politieke Kamerfracties, leiders van vakverenigingen en de autoriteiten op het gebied van de arbeidsinspectie, waren wij tot de overtuiging gekomen, dat wij voortaan al onze krachten moesten inspannen om daar invloed te krijgen, waar niet alleen voor Nederland maar voor alle industrielanden de bepalingen der arbeidswetten internationaal worden voorbereid en vastgesteld. Nieuwe plichten dus, die weer in volle omvang op onze schouders werden gelegd. Mevrouw Drucker aarzelde geen ogenblik. Geld en geestkracht wilde zij offeren om de vrouw het recht op loonarbeid te doen behouden en daardoor tot ekonomiese onafhankelikheid te kunnen geraken.
Met dat doel voor ogen ondernamen wij in 1911 vol moed de reis naar Zweden, waar te Stockholm van 11-17 Junie het Intern. Kongres van de Wereldbond v. Vrouwenkiesrecht zou plaats hebben, nadat wij, door tussenkomst van Dr. Aletta Jacobs, van de Presidente, Mrs. Carrie Chapman Catt, de toestemming gekregen hadden, daar circulaires en convocaties in 3 talen te verspreiden voor de oprichting van een nieuwe Internationale Organisatie betreffende vrouwenarbeid, indien het Kongres er niet onder lijden zou.
Daar verrees toen werkelijk de lang gewenste Internationale Organisatie van Verenigingen en personen die tegenstanders zijn van afzonderlijke bescherming van Vrouwenarbeid onder de naam „Internationale Korrespondentie”. Het Int. Sekretariaat werd gevestigd te ’s-Gravenhage en Mevr. Rutgers als Algemeen Sekretares aangewezen. Finland, Zweden, Noorwegen, Denemarken en Hongarije traden dadelijk toe en wezen ook de vertegenwoordigster reeds aan. Met de andere landen Duitsland, Frankrijk, Engeland, Oostenrijk en Zwitserland moesten de onderhandelingen nog worden voortgezet.
Het was dan ook een grote overwinning, toen 4 Febr. 1912 het gewichtige, internationaal-feministiese dokument, het door 8 landen goedgekeurde beginselprogram en werkplan van de „Internationale Korrespondentie” op 17 Junie 1911 te Stockholm reeds ontworpen, ondertekend door Dr. Dagny Bang, praktiserend Arts te Kristiania (nu Oslo) voor Noorwegen, door Anna Lindhagen, redaktrice van het Soc. Dem. Vrouwenblad „Morgonbris” te Stockholm voor Zweden en door Mevr. Rutgers-Hoitsema, de Intern. Sekretares te ’s-Gravenhage, voor Nederland, eindelijk ter verzending aan de Post kon worden toevertrouwd.
In April 1912 spraken Mevr. Drucker en Mevr. Rutgers beiden weer op het Internationaal Feministies Kongres te Brussel, daartoe uitgenodigd door de Presidente, nu wijlen Marie Popelin, de eerste vrouwelijke Advokaat in België, die echter, omdat ze vrouw was, nooit voor de balie heeft mogen pleiten. Op de Jaarvergadering van de Nationale Vrouwenraad van Nederland, die in de Paasweek te Middelburg gehouden was, had zij met grote belangstelling en instemming het Verslag aangehoord dat daar vanwege het „Nat. Comité inzake Wettelijke Regeling van Vrouwenarbeid was uitgebracht en de besprekingen die daarop gevolgd waren. Nu hoopte zij, dat de toespraken van de beide spreeksters, in België wel bekend, de Belgiese vrouwen en arbeidsters zouden aansporen zich bij die „Internationale Korrespondentie” aan te sluiten.
Dat gebeurde nog diezelfde dag en Marie Popelin werd de vertegenwoordigster voor België.
Frankrijk trad eveneens weldra toe en werd vertegenwoordigd door Mme Duchesne, die te Parijs aan het hoofd 1 staat van een onderneming ,,’Entr’Aide” ten behoeve van linnen- en kostuumnaaisters.
Engeland trad ook definitief toe en werd vertegenwoordigd door Eva Gore Booth, te Manchester, de Sekretares van „the Women’s Trade and Labour Council”.
Finland benoemde Vera Hjelt uit Helsingfors, Inspektrice van de Arbeid, tot zijn vertegenwoordigster.
In September 1912 hebben Mevrouw W. Drucker en ik, en dat was een gewichtige stap, deelgenomen aan de Algemene Vergadering van de „Association Internationale pour la protection légale des Travailleurs”, te Zürich in Zwitserland en aan het Kongres ter regeling van de Huisindustrie, dat daaraan vooraf ging.
Het Nat. Comité had zich n.1. aangesloten in Nederland bij de „Ned. Ver. voor Wettelijke Bescherming van Arbeiders”, waarvan Dr. W. H. Nolens, lid van de Tweede Kamer, Voorzitter is, en persoonlijk waren wij ook lid geworden om de Bulletins en geschriften geregeld te ontvangen en om in de Internationale Vergaderingen van die | machtige, invloedrijke organisaties te kunnen protesteren tegen afzonderlijke bescherming van vrouwenarbeid.
Om goed beslagen op het ijs te komen en invloed te krijgen, hadden wij vooraf door de „Internationale Korrespondentie’ een brochure laten samenstellen ter verspreiding niet alleen in de aangesloten landen, maar vooral ook om dienst te doen op de Algemene Vergadering te Zürich. In die Verslagen die afkomstig zijn uit Zweden, Noorwegen, Denemarken, Frankrijk en Nederland wordt nadrukkelijk gewezen op de nadelige gevolgen van de afzonderlijke Bescherming van Vrouwenarbeid. Al die brochures werden gretig aangenomen en kwamen in goede handen.
Onze pogingen om daar invloed te krijgen zijn niet geheel vruchteloos geweest. Julie Arenholt, Inspektrice van de Arbeid in Denemarken, onze overtuigde geestverwante, heeft officiéél, als Afgevaardigde van de Deense Sektie, de Algemene Vergadering te Zürich bijgewoond. Hetzelfde voorrecht viel ook Mevrouw Rutgers-Hoitsema in de schoot, daar de Nederlandse Sektie te Zürich officieel vertegenwoordigd werd, behalve door de Voorzitter, Monseigneur Nolens, tevens Regeringsafgevaardigde en de deskundige Inspekteurs Van Tienen, De Vooys en Zaalberg, door Mevrouw Rutgers-Hoitsema, als plaatsvervangster van Anna Polak, de Direktrice van het Nat. Bureau van Vrouwenarbeid.
Bovendien waren daar ook officieel nog als gasten aanwezig Mevrouw W. Drucker, voor wie de Ned. Sektie, en Mme Duchesne, voor wie de Franse Sektie, een uitnodiging aan het Bestuur der Alg. Vergadering had moeten doen.
Dit was de eerste keer, dat in de Kommissie-vergaderingen en in de Alg. Vergadering van de Internationale Vereniging voor afzonderlijke Bescherming der Arbeiders de stem van vrouwen geklonken heeft, voor het eerst ook, dat er in de Algemene Vergadering een vrouw het podium beklom om in een stampvolle zaal een protest uit te spreken uit naam van duizenden vrouwen uit verschillende landen tegen afzonderlijke Bescherming van Vrouwenarbeid.
Zou dit de laatste keer zijn geweest?
De toekomst zal dit aan het licht brengen.
De oorlog, die kort daarop uitbrak, heeft niets dan verwoestingen aangebracht, allerwegen onheil gesticht, wantrouwen gekweekt en internationale samenwerking, ook die van de „Internationale Korrespondentie" stop gezet.
De oude pioniers in onze vrouwenbeweging zijn heengegaan of, door ouderdom of ziekte gebroken, tot strijden niet meer in staat.
Aan de jongeren zij het overgelaten een nieuwe maatschappij op te bouwen en wij moeten afwachten of er straks ook vrouwen klaar zullen staan om de vaan voor recht op arbeid en ekonomiese onafhankelijkheid ook voor de vrouw, uit de handen van de enkele overgebleven oud-strijdsters over te nemen, nog voordat zij allen ter ruste zijn gegaan.
Rijswijk (Z.-H.) 26 Desember 1925
Anna Polak
Ter afscheid
Wanneer Mevrouw Drucker iemand herdacht, aan de groeve, of in Evolutie, het blad dat haar schepping was, dan placht zij altijd den maatstaf aan te leggen, wat degeen die heenging voor de gemeenschap had gedaan.
Wat Mevrouw Drucker zelve aan de gemeenschap gegeven heeft, is ontzaglijk geweest.
Met de stichting toch van de Vrije Vrouwenvereeniging is hier te lande de georganiseerde vrouwenbeweging geboren; en alle vereenigingen, die daarna zijn opgericht, hetzij om politieke ontvoogding, hetzij om economische zelfstandigheid voor de vrouw te veroveren, om de vrouw [Mevrouw W. Drucker op 66-jarigen leeftijd] te doen leven als een vrije mensen, staan op haar schouders.
Het zijn de denkbeelden, door Mevrouw Drucker het eerst uitgesproken en altijd opnieuw met het oude vuur gepropageerd, die wij allen, ieder op onze eigen wijze, uitwerken en in praktijk brengen.
Wanneer ik Mevrouw Drucker's persoonlijkheid met één enkel woord moest karakteriseeren, dan zou het zijn met het woord: groot.
Zij is een groot hervormster geweest.
Groot waren haar idealen; en zij heeft het geluk gehad ze, ten deele althans, nog tijdens haar leven verwezenlijkt te zien.
Groot ook was haar liefde voor de menschheid, en zij heeft in de laatste 20 jaar véél liefde van de gemeenschap mogen terug ontvangen. De gevoelens, die ons bezielen tegenover de geniale persoonlijkheid, die ons den weg gewezen; tegenover de onbaatzuchtige vrouw, die, eigen wil niet achtend, ons den weg gebaand heeft, zijn, naast weemoed om het gemis, diepe eerbied en bewondering, en onvergankelijke dankbaarheid.
M. Cohen Tervaert
Toch
Eens, het is lang geleden, woonde ik een gesprek bij tusschen Dr. J. Rutgers en een zijner vrouwelijke geestverwanten, die ernstige moeilijkheden had met 't Bestuur van een door haar zelve gestichte Vereeniging.
„Ge beschouwt dat verkeerd, wanneer ge U dat aantrekt”, zoo sprak onze betreurde vriend. „Hebt ge dan nooit gehoord van 't gebruik van die Indianenstam, waar de dochter volwassen verklaard wordt als zij haar moeder in ’t gezicht durft slaan ? Bij de heele stam heerscht dan groote vreugde, ook bij de moeder zelf, want haar kind heeft dan de bewijzen gegeven óók mensch te zijn. Begrijp toch dat ieder geslacht die behoefte moet voelen, ’t vorige in ’t gezicht te slaan. Wij ouderen moeten ons dat niet persoonlijk aantrekken, maar wijs zijn, en er ons in verheugen. Zij, die wij als kinderen kenden, worden nu ook menschen en gaan hun eigen weg”.
Wanneer ik over onze verhouding tot Mevr. Drucker denk, komt mij dat gesprek dikwijls voor den geest. Zij, de wegbereidster, de voorgangster, een moeder in veel opzichten voor de Beweging, die ook wij, vlak na haar, hebben willen dienen, zij heeft het moeten ervaren dat onze weg langs andere mijlpalen ging, dan die zij ons aanwees.
Maar wij zijn geen Indianen-dochters, en het was met smart, waarschijnlijk wederzijds, dat de nieuwe Beweging haar eigen weg zocht. Want zij was toch van de onzen, en wij wisten ons haar volgelingen.
Marie van Dijk
„Wilhelmina-Huis”
Het eerste huis, dat door de Vereeniging „Gemeenschappelijk wonen voor Vrouwen in Den Haag zal worden gebouwd, zal den naam dragen van „WilhelminaHuis”.
Naar Mevrouw Drucker.
Gedreven door mijn diepe bewondering voor onze groote pionierster, deed ik op een vergadering van deze pas kort geleden opgerichte Vereeniging een voorstel in dien geest; ’n voorstel waarmede de vergadering accoord ging.
Intusschen, het plan kon niet doorgaan, tenzij mevrouw Drucker zelve haar toestemming verleende. Maar toen ik haar daarover ging spreken het oorspronkelijk denkbeeld was, dat de naam zou luiden „Wilhelmina DruckerHuis” - begon zij met het voorstel af te wijzen. Uit bescheidenheid.
Allerminst omdat zij tegen ons idee van het gemeenschappelijk wonen bedenkingen koesterde. Integendeel: het had haar volle instemming, dat aan de alleenwonende vrouw op deze wijze goeden huisvesting tegen matigen prijs zou worden geboden, al vreesde zij, dat het niet gemakkelijk zou gaan, de benoodigde gelden daarvoor in ons land bij elkaar te krijgen.
Ten slotte kwam mevrouw Drucker spontaan op haar weigering terug, met de woorden: „Mijn voornaam wil ik er heel graag voor geven. Daar kunt U dus gebruik van maken”. Zoo komt dan nu - en het zal voor velen een voldoening zijn, dat zij dit nog geweten heeft - in de inmiddels Koninklijk goedgekeurde Statuten een artikel voor, bepalende dat het eerste huis „Wilhelmina-Huis zal heeten; zoodat, zoodra dat is ingewijd, mevrouw Drucker's naam aan een blijvend monument verbonden zal zijn.
Mogen vele vrouwen er aan medewerken, om binnen niet te langen tijd dit tastbaar blijk van dankbaarheid te doen verrijzen !
Henriette E. Verweij Mejan
Feministe en Pacifiste
Heerlijk was het om met Mevrouw Drucker te hebben moeten werken en strijden! Men was in goed verheven gezelschap. Onder alle omstandigheden dezelfde voorname geest. Ik herinner mij Haar, staande op het podium, toen zij sprak op een der congressen van de eerste Tentoonstelling van Vrouwenarbeid en Zij, boven applaus of gefluit staande, Haar eerlijke, fiere overtuiging naar voren bleef brengen. Gij geniale, met Uw eigen geest en taal!
Woorden zijn niet bij machte om uit te spreken wat het verlies van Mevrouw Drucker beteekent, want zij was een Heldin! Zulke vrouwen zijn onmisbaar, althans in dezen slappen tijd.
Kan men één vrouw in Nederland noemen die Haar plaats in kan nemen ? Immers neen! Onvergetelijk zult Gij ons blijven. Wij danken U, dat Gij dat voor ons hebt willen en kunnen zijn!
Dat zij in later jaren ook veel pacifistische uitingen naar voren bracht, getuigen de volgende woorden, die zij op het Nationale Congres van het Nederlandsch Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede, dat in 1917 in Den Haag plaats vond, .zei: „Laten wij toch niet denken, dat allen tegelijk van het Militairisme afstand zullen doen. Immers dat zal moeten afhangen van hen die steunen op en hun positie danken aan het militairisme en die zonder militairisme niets waard zijn. Alle landen tegelijk zullen er geen afstand van doen, dat geloof ik tenminste niet. Omdat zij dat niet zullen doen, moeten die enkelen die zich op het oogenblik tegen het militairisme verzetten, niet teruggehouden worden door hen, die zeggen, dat allen het tegelijk moeten doen . Door zulke vrouwen leert men de wereld liefhebben.
A. M. Koek-Mulder
Een weemoedig voorrecht is het mij in het laatst te verschijnen nummer van „Evolutie’ nog enkele woorden te mogen wijden aan de nagedachtenis van Mevrouw Wilhelmina Drucker.
Juist in haar laatste levensjaren ben ik persoonlijk met haar in contact geweest door ons samenwerken in het „Comité van Actie tegen Gezinsloon” en in het „Comité tegen de achteruitzetting der Vrouw”. Beide Comités gaven ons volop de gelegenheid haar ijver voor de vrouwenbelangen in het volle licht te plaatsen.
In haar intieme huiselijke sfeer ontving zij ons altijd met groote opgewektheid en altijd weer was haar groote werkkracht, haar energiek strijden voor de vrouwenbelangen ons ten voorbeeld.
Haar krachtige wil om op de bres te blijven staan waar de vrouwenbelangen in het gedrang waren gekomen, haar vurige verdediging van die belangen, ook in kleinen kring, maakte dat wij allen ons er geen rekenschap van gaven, dat zij reeds zoo’n hoogen ouderdom bereikt had.
Als vele vrouwen van haar den grooten ernst hadden overgenomen om te pleiten en op te komen voor allen die in dezen tijd minder rechten kunnen doen gelden, dan zouden zeker onze vrouwenbelangen niet zoo in ’t gedrang gekomen zijn.
Haar geheel onbaatzuchtig en belangeloos werken, dat haar kenmerkte vanaf haar eerste optreden in haar strijd tegen alles wat onrecht was, zal een lichtend voorbeeld blijven voor allen, die na haar komen om haar strijd, die helaas nog niet uitgestreden is, te blijven volhouden.
Moge de fakkel, die zij ons overreikte, brandend gehouden worden door jongere krachten die na ons komen, totdat de gelijkstelling van man en vrouw voor de wet er zal zijn en daardoor dan mede bereikt zal wezen wat zij in haar leven zoo krachtdadig heeft verdedigd en voorgestaan.
In den strijd voor onze vrouwenrechten is zij een lichtende figuur geweest die zeker in de annalen van onze vrouwenbeweging op de eerste rij geplaatst zal moeten worden.
L. K. v. d. C.
In Memoriam Mevrouw W. Drucker
Eerst Mevr. Willekes MacDonald, nu Mevr. Drucker, het zijn zware slagen die ons vrouwen van Nederland in den laatsten tijd treffen. Hoeveel verschil er tusschen deze beiden ook heeft bestaan, verschil in levensomstandigheden en wellicht daardoor ook verschil in kijk op het leven, beiden hadden ééne groote, niet genoeg te waardeeren eigenschap gemeen: haar onvervalscht feminisme, het zich geven met al hare kracht en hare volle toewijding aan de belangen van de vrouw. Wat het zegt in dezen tijd van verslapping en onverschilligheid bij de meeste jongeren, juist nu vooral in ons land de gevaren voor het verloren gaan van wat met moeite door de wegbereidsters is opgebouwd, met den dag grooter worden ; deze veteranen in de vrouwenbeweging te moeten missen, wij ouderen beseffen het maar al te wel. En al heeft mevr. Drucker niet zooals mevr. MacDonald eene openbare functie bekleed, waar zij moeilijk te vervangen is, al zal oogenblikkelijk haar heengaan het meest intensief worden gevoeld in de door haar gestichte „Vrije Vrouwenvereeniging’’, wij anderen die hier buiten staan voelen het toch als een groot gemis, dat we voortaan bij alles wat wij in het belang der vrouw trachten te verkrijgen, den eerlijken steun van mevr. Drucker zullen moeten missen. Al past dankbaarheid, dat deze strijdster voor de vrijmaking der vrouw tot op zulk een hoogen leeftijd dit met kracht kon blijven volhouden, als wij haar nog telkens als het haar noodig voorkwam in eene vergadering hoorden debatteeren, maar vooral, als we om de 14 dagen weer lazen hoe dit klare verstand the topic of the day belichtte met eene helderheid, waarop menig manlijk journalist jaloersch kan zijn, dan stelden wij ons voor dat haar 80ste verjaardag een groot feest zou worden in de Nederlandsche vrouwenwereld. Het heeft helaas niet zoo mogen zijn. Aan het gevoel van grooten weemoed dat ons bij haar heengaan vervult, paart zich tevens dat van dankbaarheid voor het voorbeeld, dat zij ons heeft gegeven: een voorbeeld van strijden zonder iets voor zichzelf op het oog te hebben: een voorbeeld van werken met groote toewijding en onverflauwden ijver voor wat men nuttig en noodig oordeelt in ’t algemeen belang met eerlijke middelen en zonder aanzien des persoons.
Ik heb mevr. Drucker pas beter leeren kennen in den oorlogstijd, toen zij als presidente der „Vrije Vrouwenvereeniging’’ het initiatief nam tot de oprichting van het Vrouwencomité voor de Distributie. Niet in de groote vergaderingen met het geheele comité uitte zich hare kracht ’t meest, maar in de meer intieme bijeenkomsten te haren huize van het Dagelijksch Bestuur. Hoe waren wij daar vaak in bewondering voor dat scherpe verstand en helder oordeel, gepaard aan zulk een toch echt vrouwelijk gevoel. Hoe kon zij daar de dingen soms met een enkele opmerking in ’t juiste licht plaatsen; hoe wist zij de te heftige elementen vaak, zonder hen te kwetsen, te doen gevoelen dat zij alles te eenzijdig bekeken, slechts ten opzichte van ééne categorie in onze samenleving, om ten slotte eigen opvatting te doen zegevieren, waardoor al de buitensporige eischen werden gebracht binnen perken die voor verwezenlijking vatbaar schenen. Daar zijn banden van vriendschap gesloten, die niet meer verbroken zijn.
Ik weet niet, wat ik in die dagen het meest bewonderde in mevr, Drucker: haar altruïstisch voelen, of hare groote belezenheid en grondige kennis onzer wetten en de toepassing van deze.
Als soms een enkelen keer toevallig door een gesprek een tipje van haar eigen leven werd opgelicht, dan leerden wij begrijpen, hoe deze vrouw eene strijdster was geworden tegen het vele onrecht dat kerkelijke en burgerlijke wetten nog toelaten dat de vrouw wordt aangedaan.
Opheffing der maritale macht, ik zou bijna durven zeggen: het was mevrouw Drucker’s stokpaardje. Zij, R.-Katholiek opgevoed, zooals zij in het laatste door haar geredigeerde Evolutie-nummer van 2 Dec. j.1. nog schreef in haar antwoord aan den R.-Katholieken redacteur van „Nieuw Nederland ”, doet hierin nog eens weer uitkomen hoe in het sacrament van ’t huwelijk in de R.-K. kerk „het masculinisme tot waanzin is opgevoerd.”
In haar laatsten wil heeft mevr. Drucker nog een voorbeeld ter navolging gegeven: drie vrouwen zijn hare executrices-testamentair, met als eerste hare trouwe ver' zorgster en gezellin van zoovele jaren.
Moet het deze wegbereidster niet in den laatsten tijd dikwijls droef te moede zijn geweest, als zij zag, hoeveel verloren ging van wat scheen voor altijd als een recht verkregen? Maar haar voorbeeld van moedig volhouden tot ’t einde toe zal, wie wellicht de moed ging ontzinken, aansporen tot krachtigen weerstand. Wanneer de jongeren dit leeren begrijpen als een noodzakelijk iets, weten wij dat al dat werk voor de vrouw toch ten slotte rijpe vruchten zal dragen. Mevr. Drucker’s leven en streven is zeker niet vergeefsch geweest.
---
Het is goed gezien van degenen die mevr. Drucker het naast hebben gestaan, dat „Evolutie” met het verscheiden van hare stichtster zal ophouden te bestaan. Met eene andere redactrice zou trouwens „Evolutie” niet de echte „Evolutie” meer kunnen zijn.
Nu wij voortaan die pittige opmerkingen in de haar eigen stijl zullen missen, nu we niet meer kunnen grijpen naar haar blad, om, zooals bij mij zoo vaak het geval was, ons te vermeiden in dien raken kijk op de dingen van den dag, die wij wel zoo voelen, doch de gave missen ze zóó te uiten, zullen wij toch nog dikwijls denken aan die eerlijke strijdster voor vrouwenrechten, die tevens de vrouwen ook zoo flink wist te wijzen op hare plichten.
Wij zullen vol piëteit hare gedachtenis in ons geheugen prenten, omdat zij was eene zeer bijzondere hoogstaande vrouw, die haar leven heeft gewijd aan de belangen van allen, voor wie zij meende dat betere rechten verkregen moesten worden
C. A. Worp-Roland Holst
27 Dec. 1925
Mevrouw Drucker van ons heengegaan.
Wat al herinneringen worden er wakker bij de gedachte aan die vrouw, die zoo vrij en onafhankelijk, zoo scherpzinnig en duidelijk kon spreken in onze vergaderingen. In onze vergaderingen van Nationalen Vrouwenraad en Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, waar talloos veel jonge en oudere vrouwen bijeenkwamen, om op te treden voor rechten - die velen nog niet eens duidelijk konden overzien en waar zij zeker niet de angsten, de zorgen van den strijd van voorzagen. Maar Mevrouw Drucker kende den strijd, zij stond moedig, echt moedig voor de feiten, zij was een van de oudere strijdsters die ons toeriepen : „serrons les rangs pour la victoire”.
Er is in de harten van vele vrouwen die Mevrouw Drucker hebben gehoord, een stille vereering gekomen, een bewondering voor haar vastheid en dapperheid. Ik weet niet of zij zich ooit werkelijk gaf, maar de persoon aan wie zij iets van al de innigheid en deftigheid van haar gevoel kon geven, zal er ontzaggelijk veel rijker door zijn geworden.
Veel van den gloed die ons feministen heeft vervuld, is verzacht en getemperd geworden, doordat wij belangrijke rechten hebben veroverd - wij zijn verslapt ook, erken het maar eerlijk, maar, niet Mina Drucker, die als altijd alle feilen en fouten met helderheid aanwees en iederen dag het door de groote massa verlaten werk weder opnam.
Met grooten eerbied zie ik op naar Mevrouw Drucker. Persoonlijk kende ik haar niet, maar ik zou hier de woorden in herinnering willen brengen van Just Havelaar, die in zijn beschouwingen over de „Vita Nuova” van Dante zegt: „Wat Beatrice in Dante’s geest wakker riep, is het belangrijkste van haar bestaan”. Het gaat slechts om de geestelijke dingen en ook Mevrouw Drucker’s werk werd, als ieder kunstwerk, door liefde geschapen.
Met dankbare herinnering,
W. Wijnaendts Francken-Dyserinck
Een onverdacht oordeel
„Wat ik van haar aangehaald vond in „De Vrijheid”, heeft me toch opnieuw den indruk gegeven dat Mevrouw Drucker verduiveld kranig schreef. Het heeft me altijd gespeten, dat ze geen grootere rol in de journalistiek heeft gespeeld. Het was gewenscht dat er meer waren als zij, die de dingen onomwonden durfden zeggen. Maar ja, natuurlijk, dan willen ze je nergens! Aan heilige huisjes moet je nooit raken en zeker niet in ons land, ’k Zou haar graag eens ontmoet hebben en met haar gepraat. Niet over de vrouwenbeweging, dat spreekt van zelf, maar over de andere onderwerpen waar ze over schreef. Een buitengewone vrouw, nu ja, dat kun je van een zuster van Drucker ook verwachten”.
Aldus een spontane uiting van een .... bestrijder van de vrouwenbeweging, uitgesproken onder de Kerstklokken van een restaurant in de residentie, terwijl het strijkje op verzoek de oude „musica prohibita” deed hooren.
Een zeker wel onverdacht oordeel van een man, die „het feminisme” uit den booze acht, maar ruim genoeg denkt om een vrouw, die wat beteekent, te kunnen waardeeren, ondanks haar zeer wel uitgesproken „feministe” zijn. Met dat al met blindheid geslagen, als nog talloozen, die, uit welke motieven dan ook, tot de tegenstanders van de vrouwenbeweging behooren of wel de resultaten aanvaarden, zonder eenig begrip hoe we langzaam voortkolvend eindelijk zoover gekomen zijn. Een grootere rol in de journalistiek 1 Alsof die voor Mevrouw Drucker bereikbaar geweest zou zijn, zonder dat er eerst die bespotte en gevreesde en militante feministe ware geweest, die het pionierswerk verrichtte en het voor andere vrouwen en zichzelf mogelijk maakte, tenminste op een bescheiden plaats, in de pers haar denkbeelden te ontvouwen ! Dacht men soms dat als ze geen „feministe” ware geweest, geen „heilige huisjes” had aangetast, alleen maar uitstekend al de vragen van den dag, de belangen van haar land en volk had belicht, dat haar dan, aan welk dagblad ook, een leidende rol zou zijn toebedeeld ? En op hetzelfde oogenblik dat ik gauw m’n potlood uithaalde en op het menu de woorden dankbaar vastlegde, die door m’n overbuurman werden gesproken, heb ik me afgevraagd, hoe een bioloog wel denken zou over een bakvisch die met beminnelijke inconsequentie zeggen zou : „ik vind het zoo jammer dat de rozen niet milder bloeien dezen zomer! Waarom is de aarde ook niet vochtig ? dat hebben ze noodig de struiken. Maar die lamme regen, neen, die moest er niet zijn”.
Op iedere vrouw, wier leven zich binnen een minder eng kringetje behoefde af te spelen, op iedere vrouw, die in ruime mate van de rozen geplukt heeft, die bloeien konden omdat de stortbuien en zwiepende stormvlagen der rasechte feministen de aarde vruchtbaar maakten en houden, rust een plicht van dankbaarheid tegenover een figuur als Mina Drucker. Daarom had niet alleen Suze Groeneweg, maar hadden alle vrouwelijke Kamerleden in de eerste plaats, van welke richting dan ook, op Westerveld aanwezig moeten zijn. Zelfs als de plechtigheid als zoodanig tegen haar overtuiging was. Eigen meening over j en eigen waardeering van de padvindsters heeft men ! opzij te zetten, wanneer het oogenblik daar is om te getuigen : de weg, dien gij gebaand hebt, wij hebben dien gebruikt. Dan kan zelfs ieder oordeel ter zijde worden gelaten. Want wie bijna tachtig jaar wordt als Mevrouw Drucker, kan bijna niet juist meer beoordeeld worden. Omdat nagenoeg niemand meer zich uitspreken kan, die haar kende en waarnam in de jeugdjaren, als het harde j leven den oorspronkelijken karakteraanleg nog niet gevormd, noch ook zoo vaak vervormd heeft. Zoo als men met 18, 20, 25 jaar tegenover z’n idealen staat en óf ' men op dien leeftijd idealen heeft en tracht die in daden voor z’n medemenschen om te zetten, dat is toch eigenlijk beslissend voor iedere figuur, dat is de toetssteen, ook voor de „gevestigde reputatie”. Te weinig vinden we dien kern in de meeste in memoriams. Ook ik sta hier machteloos. Mevrouw Drucker was halfweg haar leven eer ik haar leerde kennen. Slechts een eerbiedig vaarwel, met een zweem van weemoed dat er onopgelost misverstand moest blijven en de hoop, dat er onder hen of haar die zijn uitgenoodigd de overledene de eer te geven, die haar zoo ten volle toekomt, althans een moge zijn, die uit eigen herinnering het jonge meisje aan den opgang van het leven moge hebben gekend. Dat zij toen reeds „een persoonlijkheid” moet zijn geweest, staat wel vast.
Elisabeth Baelde
Hoe weemoedig klinkt dit:
Het laatste nummer van „Evolutie”! - gewijd aan de nagedachtenis van haar, die er het leven aan gaf, die er de ziel van bleef, aan haar, die uit eigen leed, uit eigen droeve ervaringen, kracht wist te putten om voor anderen te streven en te werken en die, in „Evolutie , de uitkomst van haar denken op zoo eigenaardige wijze wist vorm te geven.
Op de vergaderingen van onzen Nationalen Vrouwenraad verscheen zij trouw. Toch staan mij, meer in t bijzonder, drie duidelijke beelden van Mevrouw Drucker voor den geest, die mij zeker altijd zullen bijblijven.
Het was tijdens de groote spoorwegstaking, toen wij met moeite Utrecht konden bereiken voor eene vergadering van den Nationalen Vrouwenraad!
De atmosfeer was vol spanning ! Er waren urgentie voorstellen op de agenda, die alle tongen in beweging konden brengen. Voorzitster en secretares waren wegens ziekte verhinderd te komen. Als lid van het Dagel. Bestuur stond Mevrouw Drucker onverhoeds voor de moeielijke taak onze vergadering te moeten leiden. Met kalme waardigheid, met eene zekerheid, die alleen een intuïtief gevoel voor wat recht en rechtvaardig is, geven kan, wist zij de geesten tot kalmte te brengen, alle moeielijkheden op te lossen, ons den juisten weg te wijzen, en precies aan te geven wat de Raad wel en wat de Raad niet mocht doen. Door haar viel de lont niet in het kruit!
Lange jaren zag ik haar zóó, als ik aan haar dacht! - Tot in 1913 op de Tentoonstelling „De vrouw" te Amsterdam. - Daar stond zij, bij de afdeeling 1813, in ouderwetsche kleeding. Het geleek een sprookje 1 - En die haar kenden, riepen tot elkander : „Heb je Mevrouw Drucker al gezien? Hoe goed ziet zij er uit!” en telkens, bij elk bezoek aan de tentoonstelling kon ik niet nalaten naar hare afdeeling te gaan om een oogje aan haar te wijden. Er straalde zoo iets bijzonders van haar uit!
En het laatste beeld is van de laatste ontmoeting op de Alg. Bestuursvergadering van den Raad, ten huize van Mevrouw van den Bergh-Willing, op 11 September 1.1. Het was toen alsof zij wat vermoeid zag, maar toch nam zij het woord om te waarschuwen tegen het opnemen van politieke vereenigingen als Leden van den Raad, en hoe levendig en sprekend is nog de uitdrukking van haar gelaat op de kiek, die van de aanwezigen is genomen daar buiten op dat heerlijke plekje. Men zag hoe zij nog. van dit samenzijn genoot!
Zóó zullen wij haar dus blijvend in de herinnering kunnen terug roepen ! De Nationale Vrouwenraad zal haar zeer missen, want, hoewel zij eene strijdster was die dikwijls op de bres stond, zij was wars van drijverij, en hare wapenen waren altijd eerlijk.
Ch. L. Polak-Rosenberg
Dat wij Mevrouw Drucker moeten missen, is hard en het valt moeilijk ons daarin te denken. Zij was een figuur, zooals er slechts zeer weinige zijn. Haar idealen had zij lief, het onrecht haatte zij. Fel streed zij voor wat zij recht vond en scherp was haar zwaard, maar wat zij treffen wilde was de zaak, nooit de persoon, en dat maakte haar van een warme, echte menselijkheid.
Voor ons jongeren een voorbeeld : een vrouw om in bewondering en genegenheid aan te blijven denken.
M.S. Wiener
Mevrouw W. Drucker. †
Mevrouw Drucker is 5 December overleden. Voor haar die Donderdag „Evolutie” hadden ontvangen, een nummer met een hoofdartikel waaruit de persoon van Mevrouw Drucker en haar kijk op de verhoudingen in de politiek zoo duidelijk en zoo scherp sprak, waarin Mevr. Drucker zoo absoluut Mevr. Drucker was, was het een bijna onbegrijpelijke tijding.
De eerste gewaarwording na het bericht was een gevoel van leegte, maar dadelijk daarna een gevoel van dankbaarheid.
Midden in haar werk is zij gestorven deez’ merkwaardig groote vrouw, en wij zijn gelukkig dat deze vrouw, die werkte, altijd werkte voor het groote doel de maatschappelijke en politieke bevrijding van de vrouw, niet een lang ziekbed heeft gehad. Wat zou haar een gedwongen rust zwaar zijn gevallen. Zij was immers nooit moe, zij kende geen behoefte aan rust. En tóch was deze vrouw, deze rustelooze arbeidster niet een rustelooze natuur, ’t Was niet een vrouw, die voort, voort joeg, die een gevoel van innerlijke onrust gaf.
Wat haar, die het voorrecht gehad hebben onder haar leiding te werken, zoo gefrappeerd heeft, is juist de rust waarmee zij vóór ging, waarmee zij leidde. Streng was zij voor zich zelf, streng voor anderen. Groote plichtsbetrachting eischte zij van de vrouw. Halfheid kende zij niet. Het doel, dat zij bereiken wilde, stelde zij zakelijk en tot het eind toe hield zij zakelijk vast aan dat doel en toch wie haar beter kende, voelde bij haar onder al die zakelijkheid zoo de warmte, zoo een ontzaglijke liefde voor de vrouw die onderdrukt werd, door ongeschreven en geschreven wetten.
’t Zou zeker interessant zijn om te bestudeeren haar critieken op de verschillende wetsontwerpen en Kon. Besluiten, maar minstens even belangrijk om psychologisch te beschouwen haar artikelen die bespreken de zede, de gewoonte en de vrouw.
Haar werk is zoo veelzijdig. Zij is de stichtster van de georganiseerde vrouwenbeweging. Zij redigeerde bijna 33 jaar „Evolutie”. 20 jaar samen met Mevr. Haver, daarna alleen *). Iedere 14 dagen verscheen er een blad en al was men het ook bij tijden niet eens met haar opvatting, altijd weer greep men naar het blad bij elk politiek en maatschappelijk feit van beteekenis in Nederland vroeg men : „Wat zegt Mevr. Drucker er van”.
En dat is juist één van de dingen waarom ik haar zoo groot vond. Zij had altijd een gefundeerd zelfstandig oordeel, ’t Moge voor velen vaak hard geweest zijn als zij met een plan kwamen en Mevr. Drucker zette er met groote kalmte, nooit stuitend, maar wel altijd precies zeggend wat zij vond, een domper op, maar hoe velen hebben niet na verloop van tijd gezegd : „Zij had het al weer goed gezien”.
Zij liet zich nooit betooveren, door geen mooi klinkende leuze, door geen prachtige belofte, door geen persoonlijke charme. Zij onderzocht de kern, leek haar die juist, dan steunde zij zooals slechts weinigen het vermogen, en ontdekte zij er iets onzuivers in, dan was haar critiek onmeedoogenloos. Nooit de persoon viel zij aan, zij ontleed de zaak waarvoor gestreden werd.
Tegenover personen bewaarde zij een groote reserve. Slechts met haar aller-allernaaste omgeving bestond een intieme omgang. Het is mij zoo bij gebleven, hoe een vrouw, wier karakter zoo heel veel verschilde van Mevr. Drucker’s, eens heel verdrietig was, omdat zij zich teleurgesteld voelde in het vertrouwen, dat zij zoo royaal en gul een ander geschonken had. Heel rustig, zonder een woord van beklag, zei Mevr. Drucker: „Uw eigen schuld, mevrouw, u moet niet al de menschen, waar u mee samenwerkt, aan uw koffietafel noodigen ’.
’t Is schijnbaar een opmerking zonder beteekenis, toch is zij mij immer bij gebleven als iets wat Mevr. Drucker in haar omgang karakteriseert.
Gereserveerd, steeds correct in haar verplichtingen tegenover anderen, nooit intiem, maar daarom ook nooit teleurgesteld in een persoon en altijd gereed om te werken en om zich met een onkreukbare eerlijkheid en feillooze trouw te geven aan de zaak, waar zij tot haar dood voor gewerkt heeft: de verheffing van de vrouw. *) Over haar werk kan hier niet nader worden geschreven, als men over het werk van Mevrouw Drucker zou willen uitweiden, zou men de geschiedenis van de Nederlandsche Vrouwenbeweging moeten schrijven.
M. Wibaut-Berdenis van Berlekom
Mevrouw W. Drucker
Zij streed voor de bevrijding der vrouw met den inzet van geheel haar sterke persoonlijkheid ; geen haar breed week zij voor de verguizingen en den spot, die zij als pionierster op dien moeilijken weg ontmoette. Maar haar zéér sterke individualiteit voerde haar ook op de klippen van het individualisme; zoo werd zij tegenstandster en bestrijdster van de sociaal-democratie, wier doel het toch is den mensch te bevrijden uit iedere verdrukking van ras, klasse of sekse. Vonden wij, sociaal-democratische vrouwen, haar op politiek gebied dus als tegenstandster tegenover ons, zoo zullen wij nooit vergeten wat zij deed als dappere zelfstandige strijdster voor de zaak der vrouw, die ook onze zaak is, waaraan zij zich gaf tot aan haar laatsten levensdag. Wij danken haar.
Haar vast vertrouwen in de maatschappelijke ontwikkeling, die ook de vrouw naar de overwinning leiden moet, moge velen, die haar herdenken, moed geven bij den zwaren strijd dien de vrouw nog te voeren heeft voor haar algeheele ontvoogding.
Jacoba Franco Mendes-Calisch
Mevrouw Wilhelmina Drucker is niet meer.
Dat wil zeggen dat wij vrouwen een onzer grootste figuren, zoo niet de allergrootste hebben moeten verliezen. Iedere groep mist noode hare(n) leidster(er). Wat te zeggen van een vrouw, die aan zoo vele groepen leiding kon geven?
Ik heb dikwijls betreurd dat ik Mevrouw Drucker te laat heb leeren kennen. Zij heeft immers zoo ontzaggelijk veel gedaan in den besten tijd van haar goed besteed leven. Toch ben ik innig dankbaar dat ik gedurende twaalf jaren het groote voorrecht heb gehad haar te ontmoeten, haar te hooren en met haar te mogen samenwerken.
Heeft onze betreurde doode in de laatste Jaren van haar leven niet zooveel tot stand kunnen brengen als vroeger, dan moet zij in de daaraan voorafgegane periode wel bijzonder veel gepresteerd hebben.
Als ik terugdenk aan de afschrikwekkende oorlogsjaren, waarin zij nooit aarzelend doch positief optrad, hare suggestieve kracht ieders bewondering moest afdwingen, dan kan ik mij geen grootere arbeidsprestatie voorstellen.
Hare onkreukbare rechtvaardigheid in haar persoon en in haar oordeel over anderen, zal voor mij de grootste herinnering nalaten.
Aletta H. Jacobs
Met Wilhelmina Drucker is een leven van gestadig werk in het belang der vrouw heengegaan. Uit eigen bittere levenservaring heeft zij de achterstelling der vrouw in bijna elk opzicht leeren kennen. Dat heeft er haar toegebracht, toen financieele omstandigheden haar dit mogelijk maakten, al haar tijd, haar energie en haar pen in dienst te stellen van die hervormingen, die noodig waren om andere vrouwen een beter levenslot te verzekeren.
Gelukkig heeft Mevr. Drucker een mooien levensavond gehad. Veel waarvoor zij heeft gestreden, heeft zij zien verwezenlijken en te midden van haar nog steeds werkzaam leven, is zij kalm ingeslapen. Ouderdom, met zijne tallooze gebreken, heeft zij niet gekend.
Het is te hopen dat zij hare herinneringen uit haar lang leven heeft opgeschreven, zoodat die nog later gepubliceerd kunnen worden. Ongetwijfeld zal daaruit veel leering getrokken kunnen worden. De laatste helft van de vorige en het eerste kwartaal van deze eeuw, waren voor de geheel veranderde en verbeterde positie der vrouw van zoo groot gewicht en zij, die daaraan zoo’n groot aandeel had, moet wel over veel gegevens beschikken, die voor de geschiedenis der vrouwenbeweging van belang zijn.
Moge de jongere generatie willig en krachtig genoeg zijn om den strijd voor wettelijke, maatschappelijke en economische gelijkstelling van man en vrouw voort te zetten, zoodat niet weder verloren gaat wat met zooveel offers is opgebouwd.
Ang. C. Klooster
Aan Mevrouw Drucker
Op triesten winterdag doen wij U uitgeleide
Die ons Uw geest, Uw kracht, Uw leven gaf,
Die voor óns droeg den zwaren pelgrimsstaf,
Die in onkreukb’re trouw voor ons den weg bereidde.
Wel moeilijk is het pad, dat we met loome schreden
Thans moeten gaan. De ziel van weedom zwaar,
Volgen we droef de bloembedekte baar
Van U, die voor ons heeft zoo groot een strijd gestreden.
En stil herdenken we in onze diepe rouwe
Hoe voor het Recht trotseerdet Gij laster, hoon en nijd;
Hoe als een rots Gij stondt. O koninklijke Vrouwe
Heb dank voor Uwe liefd’, Uw trouw, Uw eerlijkheid!
10 December 1925
W. van Itallie van Embden
Begin en einde van een interview tusschen mevr. W. van Itallie van Embden en mevr. W. Drucker
Onder ’t zoeken naar het huisnummer in den langen straatbuitenweg, die nog niet groote-stad was, en niet langer dorp, stelde ik mij haar voor de „strijdster”, zooals ze in mijn jonge jeugd uit de geïrriteerde gesprekken der volwassenen, voor mijn wat beangste oogen verscheen. Een soort vrouwelijke boeman, geweldig navolgster van Mina Krüseman - die voor de ouderen het hoogtepunt van rumoerige onvrouwelijkheid verpersoonlijkte - met naast haar mevrouw Haver, en in de verte snel aanstormend Aletta Jacobs. Een quartet, waarmee ik als geestelijke verschijning, in mijn nevelige overpeinzingen niet goed raad wist, maar dat je, in zijn lichamelijke incarnatie als „fijnvoelende jonkvrouw” een flink eind uit den weg behoorde te blijven.
Toen ik Mina Drucker een dertigtal jaren later ontmoette op vergaderingen.... hoe sloeg toen de werkelijkheid dat valsche beeld aan stukken ! Een waardige vrouw, met een diepe, innerlijk bewogen stem, die niet te veel sprak, maar goed, en de aandacht boeide van welke soort vergadering ook. ’t Laatst mocht ik met haar meewerken bij ’t opstellen van ’t rapport „Moederschapszorg”, uitgaande van den Vrouwenraad. Leden o.a.: mevrouw Doorman -Kielstra, ds. Heldring, Dr. van Bruggen, mevr. Cohen Tervaart, Mr. Frida Katz, mej. Dudok van Heel. De tijden waren veranderd! Als een symbool bijna schijnt de samenstelling van deze commissie, waarin de oude strijdster een zoo geëerd en zoo aandachtig toegeluisterd lid was.
---
„Evolutie heeft u geen aardsche schatten opgebracht!”
„’t Heeft zichzelf nooit bedropen. Toen we begonnen kostte de oplaag per maand dertig gulden; nu tachtig, ’k Wil het volhouden. Als ik niet al te lang meer leef, kan dat ook. Maar och, mijn pleizier er in is weg, na Haver’s dood. Hoe dankbaar ben ik om haar, dat ze zoo vroeg stierf; hoeveel wereldleed is haar bespaard gebleven. We hebben ’t zien aankomen. We hebben getracht te waarschuwen. De menschen begrijpen eerst op ’t oogenblik, dat de boel misloopt. We zagen de botsing naderen; de overbevolking riep die automatisch op.”
„Uw strijd voor de beperking der geboorten.”
„Er zijn te veel menschen. Ze kunnen niet allen voldoende verdienen om te leven. De industrieën worden opgezweept, de behoeften geprikkeld Er is een grens. De staatslieden hopen: „’t zal nog wel rouleeren.” ’t Zal wéér botsen. Ook binnen de klassen, tusschen de individuen. In letterlijk alle vakken heerscht een beangstigend „te veel” aan aanbod. En toch drijven de „ethischen”, de „godsdienstigen”, de gedachteloozen al maar naar groote gezinnen. Een dure, dure verblinding.
Gemakkelijk ontsprongen de woorden uit de voedende bron van denken en voelen. De oogen keken vér als door de muren heen. „Systemen : socialisme, bolsjewisme, facisme, ze zullen niet helpen. Menschen blijven menschen, onder élk systeem ; je kunt ze niet in bepaalde vormen gieten. En de beste moeten leven, niét de zwaksten. Dat vergeten de hervormers! Zij rekenen naar de besten. Daar zit de tragische fout.”
Een zwijgen. De ver-ziende oogen ontdekten de kamer weer, en daarin het bezoek. „Nu heb ik u wel genoeg verteld, Feitelijk veel te veel. U weet: geen publicatie bij mijn leven. Geen reclame. Later? Acht u het nuttig? Een vaarwel van over het graf ? In géén geval een mooie peroratie, mevrouw. Ik haat die onderlinge vrouwenophemelarij: „vlei je mij, ik vlei je weer.” - Wilt u gaan ? Wat hebt u daar een aardig dasje, met de flobertsteek gebreid. Stop het goed in; ’t is buiten koel”.
Geen peroratie. Een eerbiedige afscheidsgroet aan den „mènsch”, die is heengegaan.
Titia van der Tuuk
Onbaatzuchtige trouw
Donderdags om de veertien dagen zagen we altijd met verlangen, soms met spanning, de avondpost tegemoet, omdat Evolutie dan moest komen.
Evolutie, altijd belangrijk, altijd pittig, was in het nummer van 2 December 1925 belangrijker en pittiger dan ooit. We lazen het de paar volgende dagen, wisselden over de verschillende artikelen van gedachten en uitten onze bewondering voor den helderen geest en de groote werkkracht der redactrice.
Een paar dagen daarna, op Maandagmorgen, het overlijdensbericht van Wilhelmina Drucker!
’t Was of even mijn hart stilstond; de tijding was schier niet te vatten. Een nevel van rouw en weemoed legde zich om mijn ziel.
Toen rees uit dat waas de figuur op van een waardige ' vrouw, die nooit zich zelve had gezocht, maar altijd haar overtuiging zonder voorbehoud, haar onbaatzuchtige trouw aan wat ze voor recht hield, had gegeven. En hoe meer ik mij verdiepte in dat leven, waaraan de dood zoo onverwachts een einde had gemaakt, des te mooier en zuiverder teekende het zich voor mij af. Het is een leven j geweest, strak in zijn gevoel voor recht, krachtig in zijn strijd, eerlijk in zijn sympathieën en antipathieën, bezielend j en bemoedigend voor zwakken en aarzelenden en groot in zijn taaie volharding.
De invloed van Mevrouw Drucker is om al die redenen groot en weldadig geweest, grooter dan de meesten bevroeden, grooter dan zij zelve wist. Velen, die de vruchten | plukken van haar onverpoosden strijd, beseffen niet, dat ze die aan haar hebben te danken. Zit daarin niet een | onsterfelijke glorie? Is dat niet het bewijs van een kracht, die boven den persoon uitgaat? Stempelt dat haar niet tot een weldadig verschijnsel, waaraan ieder naar behoefte | zich heeft kunnen koesteren en laven, en waaruit ieder kracht heeft kunnen putten?
In Evolutie, vooral wat de laatste jaargangen betreft, leeft in hoofdzaak haar werk voort. Het is een baken , geweest in den strijd voor de bevrijding der vrouw; het eerste nummer zal steeds als een mijlpaal gelden, en Wilhelmina Drucker’s naam zal in de geschiedenis der beschaving in onuitwischbare teekens gegrift blijven.
Zeist, 31 Dec. 1925
Antoinette Tuininga
Gij, fiere strijdster voor het recht der vrouw,
Die onvermoeid Uw krachten hebt gegeven,
Eerbiedig breng ik hulde U en dank,
Voor Uw ons toegewijd en heilig werken.
Gij hebt nooit roem gewenscht noch eer. Trots hoon
En spot der massa schreedt Gij rustig verder,
Ons voerend bij het licht van Uw flambouw,
Naar ’t blijde land, waar vrede en vrijheid wonen.
E. Weeveringh
Een Zieneres
maar een, die bewust zag en logisch wist, waarom zij t zoo zag.
Zoo ingewikkeld konden de menschen de toestanden niet gemaakt hebben, of zij doorzag de oorzaken en de gevolgen,
èn de drijfveeren.
Een verwonderlijke samenvoeging van schuchtere bescheidenheid en niets ontziende oprechtheid. Naar menige vergadering ging zij met de hoop „niets te hoeven zeggen’ . Maar niet dikwijls was er een, waar zij niet de noodzaak voelde op te staan en onverbiddelijk haar meening te zeggen.
Onverbiddelijk en met vuur!
„Klap toch niet!” beet ze ons toe, als wij jongeren haar woorden met applaus wilden steunen. „Klap toch niet! Daar zeg ik ’t niet voor, maar ’t moet gezegd worden.”
Het moest gezegd worden, alles wat zij zeide en schreef. Dat is verklaring en lof tegelijk.
Wie is er, Mevr. Drucker, die Uw taak kan overnemen?
Cl. Mulder van de Graaf-de Bruijn
Voor mij, misschien meer dan voor vele anderen, is het heengaan van Mevrouw Drucker een groot verlies. Mijn sympathie ging naar haar toe, om haar onkreukbare eerlijkheid, haar bijzonder helder, nuchter verstand, het absoluut ontbreken van alle ijdelheid; maar, daarnaast was zij mijn steun in mijn strijd tegen het gaan van de vrouwen in de politieke partijen, Was ik strijdens moede, ging ik wankelen in mijn opvatting, het was bij haar dat ik steun vond voor mijn meening. En thans is zij niet meer.
Moge haar geest mij schragen en moge ik aan de hand van het laatste, door haar geredigeerde, nummer van „Evolutie”, blijven prediken, dat de vrouwen slechts dan hare belangen kunnen behartigen, wanneer ze zich vereenigen in onafhankelijke vrouwengroepen. Ik weet dan, dat ik ook daarmede in haar geest werkzaam ben, dat ik de richting vervolg die mede door haar is aangegeven.
Johanna W. A. Naber
Ook ik wensch hier te brengen een woord van hulde aan de vrouw, wier rustig heengaan, ongebogen en onveranderlijk dezelfde, trots al het teleurstellende, dat de laatste jaren haar brachten, mij doet denken aan het fiere woord : la garde meurt, mais ne se rend pas. Niet minder wensch ik haar hier te brengen een woord van dank om wat zij voor mij persoonlijk is geweest, door mij met haren grooten ernst te dwingen, ernst te maken met zoovele woorden welke ik eigenlijk tamelijk gedachteloos gebruikte, met zoo vele begrippen en beginselen, welke ik eigenlijk enkel uit traditie aanhing en mij daardoor te brengen tot levensverdieping en levensverrijking.
Betsy van den Bergh-Willing
Helaas, heden verschijnt ’t laatste nummer van „Evolutie”, van het blad, waarin onze goede Mevrouw Drucker geregeld tot ons sprak, ons aanmoedigde, ons voorlichtte.
Haar geschreven, haar gesproken woord zullen wij niet meer zien, niet meer hooren.
Haar stem is verstomd, haar pen ligt neder !
Toch zullen wij deze pionierster niet vergeten! Haar nagedachtenis zal in onze dankbare herinnering voortleven ! Haar voorbeeld zal ons stalen.
Het voorrecht, dat ik had om haar op 26 Sept. j 1. bij de vergadering van den Vrouwenraad nog in mijne woning aan onzen disch te zien, terwijl we ’s middags nog genoten van haar helder, zakelijk betoog, waardeer ik zeer, en haar beeld, dat vereeuwigd is op een foto dien dag genomen, blijft voor mij het laatste souvenir van deze bijzondere vrouw.
Mevr. van den Pauvert
Gij hielpt het pad effenen voor de jonge vrouw, om in den Staatsdienst dezelfde perspectieven geopend te zien als voor den man; driemaal, sinds 1904, hebt gij U verzet tegen het weren der gehuwde ambtenares ; de laatste maal bezocht gij daarvoor zelfs de Koningin ! Helaas, gij hebt niet mogen beleven, dat de huwende ambtenares haar zelfbeschikkingsrecht herkreeg. Anderen zullen, in ridderlijker tijden, oogsten wat gij hebt gezaaid.
Uit de lijkrede, uitgesproken op Westerveld, op 9 Dec. 1925